Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDrie dag-orders.Toen de H. lodewijk, bij zijn togt naar het Heilige Land, in 1249, te Damietta, den vrijdag vóór den feestdag der H. Driëenheid bepaalde als den dag der landing, vaardigde hij aan zijne baronnen de volgende dag-order uit:
‘Mijne getrouwe Vrienden! Onverwinnelijk zullen wij zijn, indien wij in de liefde vereenigd blijven. Het is niet zonder vergunning van God, dat wij zoo spoedig hier zijn gekomen. Ik ben het niet die Koning van Frankrijk, of de H. Kerk ben, - ik ben slechts een enkel mensch, wiens leven zal voorbijgaan, gelijk dat van een ander mensch, dán als God het goedvindt. Bij elke ontmoeting zijn wij veilig: indien wij overwonnen worden, stijgen wij ten hemel als martelaars; en zijn wij integendeel overwinnaars, dan zal men de eer des Heeren verkondigen; en die van geheel Frankrijk, of, liever, die van de geheele Christenheid zal er grooter door worden. God, die alles voorziet, heeft mij niet te vergeefs verwekt: Hij moet er eenige groote bedoeling mede hebben. Strijden wij voor jezus christus, en Hij zal in ons zegepralen. Aan Zijnen naam, en niet aan ons, zal Hij er de eer, den roem, en den zegen van schenken’Ga naar voetnoot(1).
Vijf en eene halve eeuw later landde bonaparte in den omtrek van Alexandrië, en zijne dag-order luidde aldus:
‘Soldaten! Gij brengt aan Engeland den gevoeligsten slag toe, in afwachting dat gij het den doodelijksten zult toebrengen. Gij zult in al uwe ondernemingen slagen... het lot is u gunstig. Binnen weinige dagen zullen de Mamelukken, die Frankrijk beleedigd hebben, niet meer bestaan. De volken in wier midden gij zult leven, hebben als eerst | |
[pagina 628]
| |
geloofs-artikel: Er is geen ander God, dan God, en mahomet is zijn Profeet; spreekt hen niet tegen! - De Romeinsche legioenen beminden alle Godsdiensten... De plundering onteert de legers, en bevoordeelt slechts een klein getal. De stad die voor u ligt, en waar gij morgen zijn zult, is door alexander gebouwd’Ga naar voetnoot(1).
Den 30sten Julij 1854 maakte de Maarschalk de saint-arnaud aan de in het Oosten tegen Rusland verbondene legers van Engeland en Frankrijk, de volgende dag-order bekend:
‘Soldaten der verbondene legers!
Weldra betreden wij het vijandelijk grondgebied. Ik reken op uwe gehoorzaamheid, op uwen moed, en op uwe volharding in den strijd. De taak die wij te vervullen hebben, is moeijelijk. De vijand, tegen wien wij oprukken, is sterk en talrijk. De veertig jaren, die wij gebezigd hebben om den koophandel, de kunstvlijt, en de wetenschappen te doen bloeijen, zijn door hem gebruikt om zich in de kunst van den oorlog te oefenen, en zich voor den krijg toe te rusten. Frankrijk en Engeland wachten de overwinning van uwe dapperheid en krachtsinspanning. De oogen van Europa zijn op u gevestigd. Gedraagt u uwen vaderen waardig. Wij zullen het vijandelijk grondgebied inrukken met het besluit om te overwinnen. Wij zullen ons vaderland als overwinnaars wederzien, of - wij zullen het nimmer wederzien!’Ga naar voetnoot(2)
Tastbaar is het verschil tusschen deze drie dag-orders, uit een Godsdienstig oogpunt beschouwd; zij zijn de typen van den geest hunner stellers. Die van den H. lodewijk ademt geheel en al de denkwijze dezes Vorsten: diep gevoel zijner afhankelijkheid van God, en ernstige begeerte om voor de zaak van christus, zoo als hij ze zich in het licht van zijn tijd voorstelde, in het strijdperk te treden. Die van bonaparte maakt nog wel in het voorbijgaan van de Godsdienst gewag, maar slechts in zoo ver zij dienstig kon zijn aan de bereiking zijner bepaalde bedoelingen, en toch ligt onverschilligheid omtrent alle Godsdienst ten grondslage zijner toespraak. De dag-order van den Maarschalk de saint-arnaud sluit alle Godsdienst geheel buiten; en herinnert aldus, dat de Franschen déze expeditie onder de bescherming van de Maagd maria hebben geplaatst. Tot opwekking van den krijgsmans-moed en geest staat zij ook ver beneden die van den H. lodewijk en van bonaparte, en het fatalistisch slot schijnt alles behalve opbeurend voor een leger dat te strijden heeft niet alleen met vijanden ‘geoefend in de kunst van den oorlog, en tot den krijg toegerust’, maar ook in streken alwaar men zoo vreeselijk den geesel der verwoestende Cholera gevoelt.
c.w.p. |
|