Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 579]
| |
zijne zijde weder werkzaam te willen zijn tegen beider gemeenschappelijken vijand, kan het niet ongepast zijn, den loop en den staat der zaken aldaar, van den aanvang af, eenigzins te helpen nagaan. De eerste aanvallen van Rusland in den Kaukasus dagteekenen reeds van ouds her. Russische Vorsten verdreven, in de dagen der oudheid, de opvolgers van mithridates uit het Koningrijk aan den Bosporus en bleven daar, tot de Hunnen er invielen. Vorst suiatoslau grondvestte vervolgens Tmotorukan in den westelijken Kaukasus, van waar de Russen in den aanvang der elfde eeuw onzer jaartelling echter weêr verdreven werden, en nu duurde het tot de zestiende eer zij weder in den Kaukasus verschenen. In het jaar 1086 stichtten zij Tjuma aan den Terek, waar deze in de Caspische Zee stroomt, maar verlieten het eenige jaren later. Op het einde derzelfde eeuw bouwden zij ook de sterkte Koisse. In 1604 werden zij door de Turken uit Dagestan verjaagd, maar daarvoor schadeloos gesteld door den vrede met Perzië, in 1792, die hun de Oost- en Zuid-kust der Caspische Zee in handen gaf. In 1610 stond hun de aanvoerder der Imiretiërs, alexis michaëlszoon, zijn land af, en zwoer den Russischen Czaar den eed van trouw. Peter de Groote trok, in 1721, met 20,000 man tegen de Lesgiërs, die verscheidene Russische koopmansgezinnen vermoord hadden, sloeg hen, en deed aan den Sulak de veste Scviatoikrest bouwen; hij nam Derbend in en gaf bevel in Baku te landen en nog meer sterkten aan te leggen. Onder Keizerin anna gingen alle Ruslands bezittingen in den Kaukasus weder verloren. Gedurende hare regering werd Kisliar aan een tak, dienszelfden naams, van den Terek gebouwd, die de grens der Russische bezittingen aldaar uitmaakte. Het veroveringswerk van Keizerin elizabeth bepaalde zich tot proselietenmakerij: zij stuurde Zendelingen onder de Ossetinen, maar hoewel deze daar eene kerk stichtten, vonden zij er slechts weinig geloovigen. Onder catharina II breidde zich echter de heerschappij der Russen in den Kaukasus zeer uit; zij namen Kabardah in en grondvestten daar Ilcosdok. De Saporogen, die met de Turken verbonden waren, onderwierpen zich aan de Russen en vestigden hunne woonsteden aan de oevers van den Kuban en den Terek. Vorst potemkin viel, in 1780, in Piëtigorsk, en vier jaar later bouwden de | |
[pagina 580]
| |
Russen Constantinogorsk en Wladikanka. Een jaar daarna sloeg Generaal lazareff zoo wel omer iman als ook den Bevelhebber in Georgië, alexander, en dit land kwam nu in bezit van Rusland. De Turksche sterkten Anapa en Scichum Kaleh werden door de Russen gedurende hunnen oorlog met de Turken genomen, maar kwamen na den vrede weder aan den Sultan. Vorst zizianow bragt Abchasië onder Russische heerschappij en nam de vesting Gangia in, die hij Elizabethsstad noemde. Na hem nam, in 1808, yermoloff het bevel in den Kaukasus over en bestreed er amurad bey, den schamyl van dien tijd. Deze verdween echter zonder eenig spoor van zich achter te laten, nadat hij gevangen genomen, begenadigd, maar ontvlugt was. Yermoloff bouwde, in 1818, de vestingen Grosneje en Usmatschan Yurt in de Cetsna; toen namen de Cetzensers de vesting Amir Harchi Yurt, verdedigden die zoo lang manhaftig, tot dat hun kruidvoorraad op was, en baanden zich toen met de sabel een weg door de belegeraars terug. Met dergelijke vijanden was het beter te onderhandelen dan te vechten. Een enkele Cetsenser, een Mollah (wetgeleerde), werd in den Russischen krijgsraad gelaten; maar toen de Russische veld-oversten van trouwbreuk spraken, en de Mollah daarop krachtig antwoordde, riep Generaal trekoff hem toe te zwijgen, zoo hij niet opgeknoopt wilde worden. Dit maakte den Mollah razend, hij wierp zich op den Generaal, doorstak hem, doodde ook den Generaal lissanewitsch en nog twee Russische officieren, en werd eerst toen zelf gedood. Yermoloff werd teruggeroepen en door paskewitsch vervangen; deze streed echter met weinig geluk. Zijne onderneming tegen Abchazië in het jaar 1831 was van gering gevolg. Hem volgde voorloopig pankratiew, die meer togten ondernam, terwijl Generaal pullah in den Duivelspas eene vreeselijke nederlaag leed. Generaal wiljaminoff voerde toen het bevel tot in 1829; hij bouwde de sterkte Nicolajewsk op zijn overigens ongelukkigen togt tegen de Oostelijke Circassiërs. Generaal sasz maakte zich bij de bergvolken door velerlei gelukkige strooptogten gevreesd. Generaal rosen, de eindelijke opvolger van paskewitsch, had met den Kasi-Mollah veel te strijden, die Dagestan in opstand bragt en de Russische vestingen aantastte. Rosen trok tegen hem op en bevocht bij Huuw, in Sept. 1832, eene groote zege; hij | |
[pagina 581]
| |
sloeg den 18den Oct. daaropvolgende ook de Lesgiërs, bij welke gelegenheid ook Kasi-Mollah viel. Met hem waande men de kracht der bergstammen gebroken. Maar hamsad bey, schamyls voorganger, trad in zijne plaats en bedreigde Armenië. Generaal lanskoi sloeg hem echter in 1834. Intusschen begon schamyl zich te ontwikkelen en steeg alreeds in aanzien, terwijl hij vervolgens tot op den huidigen dag toe, gelijk bekend is, den Russen onverwonnen heeft weêrstaan. Den 17den Aug. 1837 namen deze, na eene maandenlange belegering en na er vele afdeelingen hunner beste troepen voor verloren te hebben, de vesting Achulko in; hem-zelf echter konden zij niet in handen krijgen. In de bosschen van Beschkew vernielde hij daarop het Russische leger bijna geheel en al, toen dit van een togt tegen Dargo terugtrok. In 1844 nam hij de sterkte Unsorilla, en toen borozoff Dargo ten tweedenmale aantastte, werd zijn leger met een gelijk lot bedreigd. De Russen verloren er 4000 man en 3 Generaals. De Circassiërs beschouwen hunne wapenen als hun kostbaarsten rijkdom; zij bewaren ze en vermaken ze als een heilig erfgoed. Van daar dat zich in hun bezit de zeldzaamste sabels, de kostbaarste dolken, lansen uit den tijd der kruistogten, Italiaansche pistolen met Latijnsche opschriften, enz. bevinden. Hoe voortreffelijk die Circassische wapens zijn, moge daaruit blijken, dat een krachtige houw met een goed zwaard een Russischen geweerloop doorklieft(?). De Circassiërs laten de lijken hunner krijgsmakkers nimmer op het slagveld achter, en geven eerder een voordeel op, dan zij hunne dooden verlaten. De voornaamsten onder hen dragen vaak een pantser. |
|