Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Donau-vorstendommen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is zeer vergroot. Tarwe, gerst en gierst zijn de eenige graansoorten, welker oogst beduidenis heeft; hassel zegt dat zij hoogstens twintigvoud geven, en wij houden zijne opgave niet voor verkleind. Volgens een officiëel berigt hebben 139,141 maten, in 1829 gezaaid, 651,320 maten, dat is omtrent het vijfvoudige opgebragt, en in het volgende jaar was de opbrengst niet zoo groot. Hennep, vlas en tabak teelt Bessarabië in overvloed. De veefokkerij evenwel maakt ook hier het voornaamste middel van bestaan der inwoners uit, waardoor de uitvoer van vee, huiden en talk aanzienlijk is. De eenige noemenswaarde fabrijken zijn: looijerijen, stokerijen, en fabrijken voor zeep- en talkwaren. In de nabijheid van Akkierman leveren de groote meren eene aanmerkelijke hoeveelheid zout op, en daar wordt ook tamelijk veel wijn gevonden, die echter maar middelmatig van hoedanigheid is. De gesteldheid des volks komt nagenoeg overeen met die van de Moldaviërs, doch het onderwijs staat er op een nog lager trap. In 1830 waren op alle de seminariën van Bessarabië te zamen maar 838 leerlingen. Het reeds genoemde Akkierman of Akerman is de voornaamste stad van Bessarabië, aan den regter-oever van den Dnieper, niet ver van de plaats waar deze stroom in de Zwarte Zee valt, op 46o12′ N. Breedte en 30o24′ O. Lengte. In de oudheid was deze stad bekend onder den naam van Tyras. Het aantal inwoners wordt door de Schrijvers, hoewel velen van hen als autoriteiten worden beschouwd, zeer verschillend opgegeven. Met die der voorsteden zal 't waarschijnlijk 12,000 bedragen. Hare citadel, met eene diepe gracht omringd, werd door de Genuezen gesticht, toen Genua op de Zwarte Zee den schepter voerde. Daar de Dnieper eenen snellen stroom en weinig diepte heeft, is hij voor de scheepvaart niet zoo geschikt, en daarom is de handel van Akerman niet zeer aanmerkelijk. De uitvoer bestaat vooral in zout, het voortbrengsel van de meren in hare nabijheid, en bedroeg, volgens eene officiële opgave, in 1853, 1,326,000 pud aan het Gouvernement en 2,227,048 pud aan particulieren. Maar somtijds heeft de opbrengst ook wel eens 7,000,000 pud bedragen. Het Gouvernement verkoopt het zout tegen 66 kopeks per pud. Vermits ook de Dnieper niet meer dan 5 á 7 voet diepte heeft, ankeren de groote schepen buiten de baai, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Zwarte Zee, omtrent 16 Eng. mijlen van de stad. Akerman is in de nieuwere Staatkundige Geschiedenis van Europa beroemd geworden door het traktaat aldaar in 1826 tusschen Rusland en de Porte gesloten, waarbij Wallachijë, Moldavië en Servië in zoo verre van de Turksche heerschappij werden bevrijd, dat die Vorstendommen bijkans maar in naam aan de Porte onderworpen bleven.
Bulgarië (oudtijds Moesia Inferior), eene groote Provincie van het Turksche Rijk in Europa, is een gedeelte van het Beglerbeglik van Romelië, liggende tusschen 42o8′ en 44o10′ N. Breedte en 22o14′ en 29o36′ O. Lengte. Het wordt ten N. begrensd door Wallachijë en Bessarabië; ten O. door de Zwarte Zee, ten W. door Servië, en ten Z. door het eigenlijke Romelië. De uitgestrektheid wordt op tusschen de 30,000 en 34,000 vierkante Eng. mijlen geschat, en de bevolking op 1,800,000 zielen. Het grootste gedeelte van Bulgarië is bergachtig; vooral in het Zuiden, waar het door den voornaamsten tak van het Balkan-gebergte wordt ingesloten. De Donau vormt de Noordelijke grens-linie; maar behalve deze hoofdrivier heeft Bulgarië geene andere groote stroomen; hoewel er eene menigte van kleinere wateren zijn, die het land genoegzaam bevochtigen. Het klimaat van Bulgarië is gematigd, en de grond is er vruchtbaar en zeer geschikt voor koren- en wijnbouw, en voor de tabaks-teelt; ook voor het kweeken van moerbeziën- en andere vruchtboomen. Er zijn maar weinig moerassen; de weiden daarentegen zijn uitgestrekt en vet, en voeden talrijke kudden hoornvee. De hoogere landen zijn veelal bedekt met groote wouden van eiken-, pijn- en beukenboomen. De Bulgaren stammen af van eene Slavonische horde, die eertijds de oevers van den Wolga bewoonde, den Donau overstak en zich in de zevende eeuw in deze streken heeft gevestigd, waarna zij zich allengs over een groot gedeelte van het Balkan-gebied hebben uitgebreid. Het tegenwoordige geslacht, dat het krijgshaftige karakter van zijne voorouders verloren heeft, is een herdersvolk, wonende in kleine gehuchten van 40 tot 50 huizen, en zich voornamelijk toeleggende op landbouw en veeteelt. Men vindt er echter ook eenige fabrijken van wollen stoffen, geweren, leder, en rozen-olie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn uitgestrekte tuinen voor de rozen-cultuur; en aan de Bulgaren danken wij het beste en aangenaamste der reukwerken. - Dr. walsh zegt: dat zij vriendelijk, gastvrij en goedaardig zijn, en eene scherpe tegenstelling vormen met de ‘ruwe en brutale’ Turken in hun midden. De vrouwen, die geheel vrij onder de mannen verkeeren, zijn schoon, arbeidzaam, zindelijk in kleeding, en houden veel van opschik. De meisjes gaan blootshoofds, het haar gestrengeld en met allerlei penningen versierd, zoo als bij de Albaniërs. De boeren kleeden zich met bruine schapenvellen mutsen, buizen van ongeverwde bruine wol, door hunne vrouwen gesponnen en geweven, lakensche broeken, en sandalen van ruw leder. Eigenlijke wapenen dragen zij niet. Zij leven in huizen van rietwerk en pleister, die inwendig een net en aangenaam voorkomen hebben. De taal is een dialect van de Servische. Reeds sedert de negende eeuw volgen zij de leer der Grieksche Kerk, maar hebben slechts weinig bedehuizen, en in die welke er zijn wordt dienst gedaan in het Grieksch, waarvan zij over het algemeen weinig verstaan. De scholen en boeken zijn er even zeldzaam als de kerken, en, behalve de herbergier en de priester van het dorp, wordt er zelden iemand gevonden die lezen of schrijven kan; maar niettegenstaande deze ruwe onwetendheid hoort men er zelden van misdaden, en reizigers door dit land hebben meermalen verhaald dat zij er niet alleen zekerheid vonden, maar ook de vriendelijkste behandeling. Bulgarië wordt in vier sandjaks verdeeld, als: Silistria, Rutschuk, Widin en Sophia; de voornaamste steden zijn: Sophia, de hoofdstad; Schumla, Silistria, Rutschuk, Nikopoli, Widin en Varna. Het N.O. gedeelte van Bulgarië is in de laatste dagen vooral bekend geworden. Tusschen de Zwarte Zee, de monden van den Donau, den Donau en het overige Bulgarië, ligt Dobrutscha, met de havenstad Kostendje. Het is een laag land, en over het algemeen slechts merkwaardig door de ligging aan de uitwateringen van den Donau. Wie meester is van Dobrutscha is het ook van den Donau.
Servië (in oude tijden Moesia Superior, met een deel van Illyricum) is een van de voornaamste Donau-Vorstendommen, en behoort nog in naam tot het Turksche Rijk, maar is inder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daad van de Ottomanische Porte bijna geheel onafhankelijk. Het strekt zich uit tusschen 42o en 45o N. Breedte en 19o en 23o O. Lengte, hebbende de Hongaarsche Provinciën Slavonië en het Banaat ten N., waarvan het door de Sau en den Donau gescheiden is; ten O. Wallachijë en Bulgarië, van het eerstgenoemde evenzoo door den Donau gescheiden; ten Z. Macedonië, waar de Balkan de grens-linie vormt, en ten W. Bosnië, waarvan het door de Ibar en de Drin gescheiden wordt. De grootste lengte van het N. naar het Z. is omtrent 180 Eng. mijlen; de breedte verschilt tusschen 100 en 160 Eng. mijlen. De oppervlakte kan, ruw genomen, omtrent 20,000 vierkante Eng. mijlen bedragen; en het aantal inwoners wordt op bijna één millioen geschat, die voor het grootste gedeelte tot de Grieksche Kerk behooren. Ver het meerendeel van Servië bestaat uit bergen; zijnde die in het W. voortzettingen van de Dinarische Alpen, en die in het Z. en O. takken van den Balkan. Er zijn echter ook eenige vrij uitgestrekte vlakten, vooral in het N.O. langs den loop der Morava. Deze rivier, welke, na de bovengenoemde, de voornaamste rivier van Servië is, doorstroomt het land bijna geheel van het Z. naar het N. Het klimaat is er zeer veranderlijk, en des winters veel kouder dan de ligging (de breedte) 't zou doen vermoeden. De Donau en de Sau zijn menigmalen sterk bevroren. Daarentegen is de zomerhitte doorgaans buitengewoon drukkend. Even als in Wallachijë, is de herfst er het aangenaamste jaargetijde; maar ook dan, en in de lente, heerschen er vele koortsen. De grond is bijna overal vruchtbaar, hoewel nog voor het meerendeel onbebouwd. Allerlei graansoorten die Europa oplevert, behalve rijst, worden er verbouwd. Maïs is het voornaamste voortbrengsel; maar meer en meer bouwt men ook tarwe, en de ingezetenen van Belgrado en andere voorname steden eten reeds nu liever tarwebrood dan maïsbrood. Door de innerlijke gesteldheid van het land en het gebrek aan marktplaatsen is de prijs van het koren meestal laag. Druiven groeijen er bijna overal; maar door gebreken in den aanbouw, verschillen de druiven van denzelfden wijngaard menigmalen aanmerkelijk in hoedanigheid, en daar zij bij het persen allen door elkander gemengd worden, is de wijn, over het algemeen, van geene goede hoedanigheid. In het district van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Belgrado echter wordt een uitmuntende wijn gemaakt, die veel overeenkomst met goeden Clairet heeft; doch de wijngaarden uit welke hij voortkomt, zijn niet zeer uitgestrekt. Ook drinken de Serviërs niet veel wijn, maar liever een geestrijk vocht uit pruimen gestookt, slivovitza of rakia geheeten, en dat omtrent een halven stuiver het maatje kost. Hennep, vlas, tabak en katoen behooren mede, hoewel in geringe hoeveelheid, tot de voortbrengselen des lands. De weiden zijn er uitgestrekt en goed, maar toch kan men niet veel goeds zeggen van 't hoornvee en de schapen. Beiden zijn mager en armelijk. Het eerste, hoewel over het algemeen, met de buffels, als trekdieren gebruikt, is er niet overvloedig. Ook de paarden zijn er schraal en klein. Prins milosch heeft in lateren tijd, doch te vergeefs, veel gedaan om het ras te verbeteren. Varkens zijn op verre na de beste en ook de meest gewilde huisdieren der Serviërs. Geen boerenhuisgezin zonder eenigen van deze dieren. Zij bedekken het land bij groote troepen, met den naam des eigenaars gemerkt, en loopen los in de bosschen rond, waar zij zich met eikels voeden. In den winter alleen worden zij onder dak met maïs en ander droog voeder gemest. De zwijnen maken dan ook het voornaamste artikel van uitvoer voor de Serviërs uit. Men verhaalt dat er jaarlijks omtrent 220,000 stuks naar de Oostenrijksche Staten uitgevoerd worden. Evenwel zijn de inkomende regten op de zwijnen in Oostenrijk zeer hoog, terwijl er ook nog een uitgaand regt op de Servische grenzen betaald moet worden. De wol der Servische schapen is van geringe waarde; maar omtrent 60,000 schapen- en geitenvellen worden jaarlijks uit Servië naar de Oostenrijksche fabrijken verzonden. De wouden, waarmede een groot gedeelte van het land als overdekt is, konden, goed beheerd, eene bijna onuitputbare bron van welvaart voor Servië uitmaken. Eiken-, uitmuntend voor den scheepsbouw geschikte elsen- en mastboomen zijn de voornaamste houtsoorten, en groeijen in groote hoeveelheid. Maar, als of de natuurlijke beletselen voor het vervoer nog niet genoeg waren, heeft het Gouvernement het vellen van eikenhout verboden, en de bosschen zijn daardoor op vele plaatsen zoo digt, dat zij òf ondoordringbaar zijn, òf vol rottende planten. De bloedzuigers, die er in de natte streken zeer overvloedig zijn, worden sinds eenige jaren almede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in nog al aanzienlijke hoeveelheden uitgevoerd. Fransche kooplieden, te Belgrado en Semlin gevestigd, koopen ze op en zenden ze over den Donau naar Parijs, alwaar zij in twaalf à veertien dagen kunnen aankomen. Maar toen dit een belangrijke tak van handel begon te worden, heeft het Gouvernement dien gemonopoliseerd. Men vindt in Servië ijzer, koper, lood, kwikzilver en steenkool, maar zelden worden er mijnen ontgonnen; gedeeltelijk door gebrek aan kapitaal en ondernemingsgeest, maar ook gedeeltelijk, zoo als men zegt, door de zucht van het Gouvernement om zulke aanlokkelijke bronnen van Nationale welvaart te verbergen, opdat geen der magtige naburen het in den zin krijge, zich dáárom van de Vorstendommen meester te maken. Zoo lang er geen uitgebreider handel op den Donau plaats heeft, of niet eene vrije communicatie, welke dan ook, tusschen den Boven-Sau en de havens van Oostenrijk langs de Adriatische Zee geopend wordt, blijven de groote natuurlijke voorregten van Servië als ware het nutteloos. Daar de voortbrengselen van dit land bijna dezelfden zijn als die van het Z. van Oostenrijk en Rusland, zoo staan ook deze Staten de ontwikkeling van zijnen handel in den weg; terwijl de naburige Turksche Provinciën de voortbrengselen van Servië niet noodig hebben. Het gebrek aan goede wegen is een voorname hinderpaal voor de welvaart van dit verwijderde deel van Europa: de eenige groote weg is die van Belgrado naar Adrianopel. En toch zou Servië minder dan eenig ander der naburige Gewesten het gemis van groote wegen behoeven te gevoelen, daar het gedeeltelijk vergoed wordt door de groote bevaarbare rivieren, waarmede het bijna in alle rigtingen doorsneden is. Een minder bekrompen, meer vrijzinnig begrip van handels-politiek aan de zijde van Oostenrijk zoude krachtdadig kunnen medewerken om de hulpbronnen van Servië te ontwikkelen en de beschaving van zijne bewoners te bevorderen. Door aldus het Servische volk met banden van belang aan zich te verbinden, zoude Oostenrijk tevens zich-zelven, in een politiek opzigt, aan dien kant eene groote mate van veiligheid verzekeren. De Serviërs behooren tot het zoo ver verspreide Slavonische geslacht, dat het grootste gedeelte van O. Europa bevolkt heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hunne taal is het meest beschaafde van de Zuidelijke Slavonische dialecten, en hunne poëzij staat bij de Natien van O. Europa hoog aangeschreven. Men ziet dat in bowrings Specimens of the popular Poetry of the Servians. In hunne manieren en gewoonten verschillen de Serviërs weinig van de overige Slavonische stammen in hunne nabuurschap; over het algemeen zijn zij nog onbeschaafd, achterlijk in kunsten, bijgeloovig en onwetend; doch in de groote steden heeft daaromtrent in den laatsten tijd eene merkelijke verandering ten goede plaats gevonden. Servië wordt in zes Provinciën en dertien distrieten verdeeld. De hoofdplaatsen zijn: Belgrado, de algemeene hoofdstad van het Vorstendom; Semandria, Nissa, Jogodina, Kragajewacz en Poschega. In de middeleeuwen was het een onafhankelijk Koningrijk, dat zijn gebied uitstrekte over een deel van Bulgarië, Bosnië, Albanië, enz. In 1365 werd het door de Turken veroverd. De Turken hebben nog een garnizoen in Belgrado, dat de residentie van eenen Pacha is; maar buiten dien militairen post getuigt niets anders van hunne vorige oppermagt dan eene kleine jaarlijksche schatting, die aan den Sultan wordt opgebragt. Het binnenlandsche bestuur is geheel in handen der Serviërs. Reeds vroeg in den aanvang dezer eeuw had er een wèlgeslaagde opstand plaats, met czerny-george aan het hoofd. Deze, een inlandsch Opperhoofd, ontweldigde Belgrado aan de Turken, in 1806, en regeerde het land in rust tot den Vrede van 1814; door welken het weder aan de Turksche heerschappij onderworpen werd. Czerny-george zocht eene schuilplaats in Rusland. In 1815 had er een nieuwe, even gelukkige opstand plaats onder milosch obrenowitsch, die langen tijd de teugels van het bewind in handen hield. Hij stelde eene Volksvertegenwoordiging, eenen Minister-Raad, enz. in. In 1835 werden er een algemeene hoofd-tax en verscheidene andere finantiële plannen ter regeling van de Staats-uitgaven aangenomen. Maar hetzij, zoo als vermeld wordt, door Russischen invloed, hetzij door andere omstandigheden, Vorst milosch werd genoodzaakt om van het bestuur afstand te doen en in 1839 naar zijne goederen in Wallachijë te vertrekken, waarna Vorst michaël, zijn tweede zoon, hem opvolgde. Sedert is Servië meer en meer onder vreemden invloed geko- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men, nog meer misschien van Oostenrijk dan van Rusland; terwijl de Turksche invloed er weinig beduidt. Servië heeft eene kleine staande krijgsmagt van omtrent 1,750 man; 1,500 man voetvolk, 200 ruiters en 50 artilleristen. Maar alle weerbare mannen behooren tot eene soort van militie, en als de nood het eischt kan men er spoedig eene magt van 40,000 geoefende strijders op de been brengen.
Bosnië of Bosna, het Westelijkste pachalik of ejalet van Europeesch Turkijë, bevat het eigenlijke Bosnië met Turksch Croatië en Herzegowina. Het ligt tusschen 42o30′ en 45o15′ N. Breedte, en 15o 40′ en 21o2′ O. Lengte, hebbende ten N.W. en N. de Oostenrijksche Provinciën Croatië en Slavonië; ten O. Servië, ten Z. en W. Albanië en Oostenrijksch Dalmatië; dit laatste scheidt het van de Adriatische Zee, van welke 't op enkele plaatsen slechts weinig verwijderd is, indien 't er tegenwoordig niet reeds mede in aanraking komt. De oppervlakte wordt verschillend opgegeven, van 16,000 tot 22,000 vierkante Eng. mijlen, en de bevolking van 800,000 tot 1,000,000 zielen. Dit verschil zal wel ontstaan door het al of niet mederekenen der bevolking van Herzegowina, welk landschap meer onafhankelijk is dan het overige gedeelte, en waar nagenoeg 200,000 inwoners zijn. Het land wordt bijna geheel bedekt door de Dinarische en Julische Alpen, die 't met hunne vertakkingen in eenige zeer duidelijk afgescheidene deelen verdeelen. De voornaamste rivier is de Save of Sau; deze vormt met hare neven-rivieren, de Bosna (door welke het van Oostenrijksch Croatië gescheiden is), de Verbaz, de Drin en de Ibar, de N. en O. grens-liniën. De Bosna doorstroomt Bosnia Proper of eigenlijk Bosnië, de Sanna Croatië en de Narenta Herzegowina. Er zijn vele vruchtbare valleijen, maar geene meren van eenige beduidenis, en slechts ééne vlakte van eenig belang, die van Livno in Herzegowina. Men gelooft dat dit land rijk in mineralen is, maar de Turksche regering wil slechts de ontginning der ijzermijnen en van de loodmijn bij Zvornik gedoogen. In de ijzermijnen werken omstreeks 2,000 menschen. Men zegt dat er goud- en zilvermijnen zijn; de oude Romeinen haalden reeds goud uit dit land, en de meeste der groote neven-rivieren van de Sau leveren stofgoud op; maar het is den inwoners verboden dit in te zamelen. Het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klimaat is over het algemeen koud, maar niet ongezond; de wintersneeuw blijft lang liggen, en de lente is er kort. Des winters zijn er de winden uit het Z. menigvuldig en snijdend, en des zomers is het er zeer heet. De bergketenen, vooral die in het N., zijn bedekt met dikke wouden van pijn-, linde-, en kastanjeboomen; maar de Zuidelijke vertakkingen van de Dinarische Alpen zijn daarentegen merkwaardig door een groot gebrek aan plantengroei. De beste grond der valleijen dient tot weiland, en Bosnië is over het algemeen meer geschikt voor de veeteelt dan voor den akkerbouw. De Bosniaken evenwel schijnen de jagt boven het stillere landen herdersleven te verkiezen; en daar de wouden met wild als opgevuld zijn, zoo als: wilde zwijnen, beeren, wolven, vossen, herten, enz., kunnen zij hunnen smaak voor de jagt ten volle bevredigen. De inwoners kunnen nagenoeg op de volgende wijze verdeeld worden:
De valleijen alleen leveren eenige sporen van landbouw op. Tarwe, garst, maïs en groenten groeijen er in genoegzame hoeveelheid voor de dagelijksche behoeften; ook ziet men eenig vlas en tabak bij Zvornik en Novibazar. Er is een groote overvloed van vruchten. Van pruimen wordt een sterke drank, en van peren een zoete drank gestookt; de laatste heet pikmes. De olijf en de druif worden er aangekweekt; maar de wijn is er sterk en koppig, en niet te verdragen dan wanneer hij jong is. Bosnië heeft een sterk paardenras; doch de paarden worden er slecht verzorgd, behalve door de Turken. Men vindt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er groote kudden van schoon hoornvee, en schapen, wier wol op de Levantsche markten sterk gezocht is. Geiten, zwijnen en pluimgedierte ziet men er overal; en in Croatië ook veel bijën, wier honig goed, doch wier was minder deugdzaam is. De fabrijken van Bosnië bepalen zich tot ijzerwaren voor dagelijksch gebruik, lederwerk, wollen stoffen, salpeter (te Jaicza), kanonkogels (te Kamengrad), buskruid, en vuurwapens. De uitvoer bestaat voornamelijk in leder, huiden, wol, geitenhaar, honig, hoornvee, gedroogden visch, timmerhout en minerale wateren. De voornaamste invoer-artikelen zijn: linnen, wollen goederen, zijden stoffen, kant, glas, metalen waren, papier, koloniale waren, zout, olie, gedroogde visch, en zilveren munt van Dalmatië. De transito-handel in Oostersche voortbrengselen is niet van groot belang. De voornaamste handelplaatsen zijn: Bosna-Seraï, Novibazar, Zvornik, Bagna-Louka, Mostar en Gradiska. De wegen zijn er algemeen zeer slecht, en zelfs ongeschikt voor rijtuigen. De geheele opbrengst van deze Provincie wordt gerekend met 8,500,000 à 9,500,000 gulden gelijk te staan; omtrent de helft dier som komt in de schatkist van den Sultan. In Bosnië is de oude wijze van regeren, dus ook van misbruiken, nog in volle werking. Bosnië is onder het bestuur van eenen Pacha van drie paardenstaarten; het wordt verdeeld in zes sanjiaks of kreitsen, en deze wederom in acht-en-veertig onder-afdeelingen, waarvan elke aan eenen militairen Gouverneur en eenen cadi, of geregts-overheid, is onderworpen. Bosna-Seraï is de hoofdstad der Provincie; maar Trawnik is de residentie van den Pacha. Deze bevelhebber wordt elke drie jaren door een ander vervangen, en heeft eene militaire magt van 3,000 tot 4,000 man onder zijne bevelen. De Bosniaken zijn van Slavonischen oorsprong; hoewel zij meestal Mahomedanen zijn, willen zij niet dan ongaarne aan de Porte onderdanig blijven, en verschillen van de eigenlijke Turken in menig opzigt. Zij hebben slechts ééne vrouw, en behandelen die altijd met achting. Bosnië behoorde in oude tijden tot Pannonië. In de middeleeuwen behoorde het eerst tot het Oostersche Keizerrijk; later werd het een afzonderlijk Koningrijk afhankelijk van Hongarijë. De Turken veroverden het in 1480, na eenen zeventien-jarigen oorlog; maar het was niet vóór 1522 dat soliman de Groote het volkomen aan het Turksche Rijk onderwierp. |
|