Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 426]
| |||||||||||||||||
De Donau-vorstendommen.
|
Oppervlakte in □ Eng. mijlen. | Bevolking. | ||
---|---|---|---|
Wallachijë (Hoofdstad Bucharest) | 27,500 | 1,747,000 | |
Moldavië (Hoofdstad Jassy) | 17,020 | 1,419,000 | |
Totaal | 44,520 | 3,166,000 |
De twee Vorstendommen hebben elk een eigen bestuur; maar hunne geschiedenis is zoo naauw verbonden, en de vorm van hun bijzonder bestuur, en de taal, gewoonten en leefwijze hunner inwoners zijn altijd zoo zeer in overeenstemming geweest, dat zij beiden gezamenlijk kunnen beschreven worden.
Natuurkundige beschrijving en Voortbrengselen. - De Karpathen bereiken, waar zij deze Vorstendommen van Zevenbergen scheiden, doorgaans eene hoogte van 3,000 tot 5,000 voet,
hoewel enkele toppen 7,000 tot 8,000 voet hoog zijn. Van deze bergen af wordt de oppervlakte langzamerhand lager naar het Z. en O., en vertoont streken van een zeer schilderachtig aanzien: rijen van heuvels en valleijen, allen bij uitnemendheid vruchtbaar, wisselen elkander af; en eindelijk daalt zij tot eene ten deele moerassige vlakte van 12 tot 20 mijlen breedte, welke met een deel van Bulgarië en Bessarabië de tweede in grootte is onder de groote Europesche vlakten. Het geheele land is doorgaans wel met wateren doorsneden, zoo als daar zijn: de Olt of Aluto, Jalomnitza, Argish, Serith en andere voorname nevenrivieren van den Donau, allen tot op eene aanzienlijke hoogte bevaarbaar, en die jaarlijks het omliggende land overstroomen. De winter is er zeer streng, vooral in Moldavië, daar dit land voor de N.O. winden geheel open ligt; en de Donau, met zijne menigte nevenrivieren, is gewoonlijk gedurende ruim zes weken bevrozen, zoo dat zelfs het ijs sterk genoeg is om het zwaarste geschut te dragen. In de eerste twee maanden des jaars is de sneeuw er zoo dik, dat de gemeenschap gewoonlijk door sleden onderhouden wordt. Dan volgt eene vochtige lente, en in Mei valt de zomer plotseling in. Gedurende den zomer zijn de dagen gewoonlijk zeer heet, en daarentegen de nachten zeer koel, ja, zelfs koud. Het aangenaamste jaargetijde is de herfst, van September tot half November. Over het algemeen kan het klimaat niet ongezond genoemd worden; maar in de vlakten langs den Donau heerschen menigmalen besmettelijke koortsen, en in de berglanden zijn de kropgezwellen zeer menigvuldig. Somtijds hebben er aardbevingen plaats, die echter gelukkiglijk niet zeer hevig zijn. Het grootste gedeelte van het land langs den Donau bestaat uit alluvialen of aangespoelden grond; hooger-op is tertiaire en kalkachtige grond, en in het Karpathische gedeelte is de primaire vorming vooral menigvuldig. In de laatste wordt erts van goud, zilver, kwikzilver, ijzer, koper en andere metalen gevonden, en toen de Russen vroeger deze landen bezet hielden, werden er ook mijnen ontgonnen. Op het oogenblik zijn deze, behalve de zoutmijnen, bijna verlaten, en het goud wordt er voornamelijk ingezameld door het wasschen van het rivierzand; een tak van nijverheid welke daar uitsluitend door de zoogenoemde Heidens wordt gedreven, die dan ook gewoonlijk hunne
schattingen gedeeltelijk in stofgoud opbrengen. Berg-olie, zwavel, salpeter, en steenkolen worden er gevonden, maar almede niet sterk gezocht; in zout van Wallachijë, dat van de beste soort is, wordt veel handel gedreven; alle bazars van het land bevatten dit hoofd-artikel. Onder de voornaamste boomen telt men er: den eiken-, pijn-, denne-, beuken-, ahorn-, olm-, essen-, kastanje-, en witte-moerbeziënboom. Het klimaat is ongeschikt voor de vijg en de olijf; maar appelen, peren, pruimen, kersen, abrikozen, enz. komen er, zonder veel oppassing, tot volkomen rijpheid. De spergie is er inlandsch; kool en artisjokken zijn er zeer groot van stuk, en komkommers en meloenen behooren tot het dagelijksche voedsel. De herten, wilde geiten en hazen zijn er zeer talrijk. Wanneer de wolven door den honger gedreven worden, komen zij van de berglanden af in de valleijen en rigten groote verwoestingen onder de kudden aan; maar anders zijn zij, gelijk ook de beeren en andere verscheurende dieren, niet stout genoeg om zich nabij den mensch te wagen.
Landerijen en Akkerbouw. - De landerijen behooren voornamelijk aan de edelen of Boyaren, hoewel die zelden door hen voor eigene rekening bebouwd worden. Er schijnt geen vast stelsel gevolgd te worden ten opzigte van de betrekkingen tusschen de grondeigenaars en de landbouwers; maar meestal betalen de landbouwers aan hunne eigenaars een gedeelte van de opbrengsten in koren, en daarbij zijn zij verpligt om de grondbelasting en andere lasten te betalen, en ook dertig dagen voor hunne landheeren te werken. De Heer hagemeister zegt: dat de landbouwers, hoewel zij in naam vrij zijn, toch inderdaad in slavernij leven, en daarbij nog onder zware verdrukking gebukt gaan. Daar de landerijen bij het overlijden des vaders onder zijne kinderen verdeeld worden, zijn er maar zeer weinig grootere landgoederen. De wijze van akkerbouw is niet veel verschillende van die der overige landen van Oost-Europa. Bij den veldarbeid worden meestal ossen gebezigd. Mest wordt er nooit gebruikt; maar na eene inzameling van koren blijft het land voor een jaargetijde braak, en dan wordt het weder bezaaid met koren, gerst, of maïs, welke de voornaamste opbrengsten zijn. Haver en rogge worden er zeer weinig gebouwd, daar
de maïs het hoofdbestanddeel van 's volks voedsel uitmaakt, terwijl de gerst in de branderijen of tot voeding van paarden en gevogelte gebruikt wordt. Het is niet mogelijk eene berekening te maken van de waarschijnlijke opbrengst der tarwe-oogsten; hoewel het niet te betwijfelen valt, dat zoo de landbouwers op eene gereede markt konden rekenen, zij die oogsten aanmerkelijk zouden kunnen vergrooten. Over het algemeen is het Moldavische koren, hoezeer minder in hoedanigheid dan 't Poolsche, 15 à 20 pCt. beter dan het Wallachijsche. In deze Provincie is het koren meestal zacht, terwijl het in Moldavië zeer hard is.
Het is even moeijelijk eene juiste raming van den prijs te maken, welken het koren van Wallachijë en Moldavië, langs den Donau verscheept, zou kunnen opbrengen. De korenmaat is in de twee Vorstendommen niet gelijk, en de waarde van den piaster is gedurig aan verandering onderhevig; daarbij komt nog dat de uitgaande regten op het koren mede aan verandering onderworpen zijn, en het is ook algemeen bekend hoe zeer de prijzen verschillen bij meerdere of mindere vraag naar een artikel. Over het geheel gelooven wij echter dat de prijs van het koren te Galacz, de voornaamste haven in de Vorstendommen, te laag gesteld is. In sommige jaren is hij tot 15 shilling het (Eng.) quarter gedaald; in 1838, toen er 171,813 quarters werden uitgevoerd, klom allengs de prijs van 23 sh. tot 28 sh. 7 d. het quarter. Mogelijk kan de gemiddelde prijs, bij tamelijke vraag, op 20 tot 22 sh. geraamd worden.
Zoodra het koren gesneden is, wordt het door paarden of ossen uitgetreden, en voorts in kuilen geborgen, waar het een aardachtigen reuk bekomt, die het voor de vreemde markten minder geschikt maakt.
Op de hellingen der heuvels, vooral in Moldavië, wordt veel wijn gebouwd. Hij is meestal van zeer gewone hoedanigheid; maar de Heer thornton zegt: dat eenige wijnen aangenaam en gezond zijn, veel overeenkomen met de ligte wijnen van Provence, en ook sterk naar Rusland en Zevenbergen verscheept worden. Deze Heer meldt verder: dat de kracht en geest van den wijn vergroot worden door eene behandeling, meestal onder de rijke landeigenaars en ook in
Rusland gebruikelijk. Bij het naderen van de strenge winterkoude worden de stukken wijn aan de gestrengheid van het weder in de opene lucht blootgesteld; in weinige nachten is de eigenlijke wijn omgeven met eene ijskorst, die, met een gloeijend ijzer doorboord, den wijn, ontdaan van de waterdeelen, doorlaat, die dan, zuiver en sterk, langen tijd kan bewaard blijven. Had misschien ovidius zulk eene handelwijze in de gedachte, toen hij, sprekende van den wijn op de plaats zijner ballingschap, het volgende schreef:
Nog méér echter dan de akkerbouw is de veehoederij steeds het voorname bedrijf der Wallachijërs geweest; en het Illyrirische woord Vlach, een veehoeder beteekenende, schijnt de hoofdoorsprong te zijn van den naam des volks, Wallachijërs, en van het land dat zij bewonen. De voorname bron van welvaart in de beide Vorstendommen is inderdaad te vinden in hunne kudden van hoornvee en schapen, die overvloedige en voedende weiden vinden, des winters in de vlakten en des zomers in de Karpathen. Het aantal schapen en geiten in Wallachijë wordt op 4,000,000 berekend, en de jaarlijksche opbrengst van wol in de twee Vorstendommen op 40,000 quintalen. De wol, welke men in drie soorten, cigais, strosse en gewone, verdeelt, wordt voor 3 à 3½, 2 à 2½ en 1 à 1½ piaster de oka verkocht. Er is geene algemeene inrigting voor het zuiveren der wol, maar bijzondere personen zuiveren haar somtijds zelven, hetgeen den prijs met 40 ten honderd verhoogt; doch het grootste gedeelte wordt ongewasschen afgeleverd. Tot nog toe zijn de merino-schapen er niet ingevoerd. Omtrent het zesde deel der inzameling wordt jaarlijks naar Frankrijk verscheept.
Het hoornvee van Moldavië is grooter en beter dan dat van Wallachijë, om de natuurlijke reden, dat alle rassen meer achterlijk zijn in het laatstgenoemde land. Naar de uitgestrektheid is Moldavië ook rijker in hoornvee dan Wallachijë, hetwelk daarentegen een veel grooter aantal schapen oplevert. In beide de Vorstendommen worden het hoornvee en de schapen door opkoopers gekocht, die ze gedurende den zomer laten
weiden, om ze in Augustus en September weder te verkoopen of zelf te slagten. Een koppel goede ossen kost gewoonlijk 70 à 83 roebels; eene koe is van 25 tot 28 roebels waard; een schaap 3 à 4 roebels. Eene weide voor 150 stuks vee wordt gehuurd voor 150 à 250 roebels. Het aantal stuks hoornvee, dat op deze wijze ter slagting wordt vetgeweid, bedraagt 60,000 tot 80,000. De koopers schieten gewoonlijk een derde of de helft van den prijs vóór eenige maanden voor. De hooge prijs van het hoornvee wordt vooral veroorzaakt door den grooten uitvoer naar Oostenrijk, waarheen jaarlijks eene menigte koppels, vooral uit Moldavië, gezonden worden. Bessarabië en Wallachijë leveren daar ook eenige, en dan altijd hunne grootste en schoonste beesten. Velen der bewoners van de Oostenrijksche grenzen vinden hun onderhoud in dien handel. Een gedeelte van het hoornvee, maar vooral schapen, worden over den Donau gevoerd en in Bulgarië verkocht. In 1828 was het aantal stuks vee dat alzoo werd uitgevoerd voor Wallachijë 150,000 en voor Moldavië 100,000. Er zijn ook verscheidene paardenstoeterijen, en de beste paarden van Moldavië worden bij voorkeur en in groot aantal voor de Oostenrijksche en de Pruisische kavalerie gekocht. Buffels, gevogelte en wild zijn in Wallachijë zeer overvloedig; maar men zegt dat hun vleesch, zoo wel als-het ossen-, varkens- en schapenvleesch aldaar, flaauw en niet zeer aangenaam van smaak is. Honig, was en hazenvellen zijn er van de beste soort; van de laatste worden jaarlijks 500,000 stuks naar het buitenland vervoerd. Timmerhout, rozijnen, boter, kaas, huiden, duigen, en masten van allerlei grootte en soort zijn de andere artikelen van uitvoer. Het Moldavische eikenhout, dat veel fraaijer is dan het Wallachijsche, is zeer geschikt voor den scheepsbouw; vele Turksche schepen worden daarvan getimmerd, en verder opgetuigd met masten en touwen mede van Moldavischen oorsprong. De rozijnen zijn minder in hoedanigheid dan de Smyrnasche, en worden alleen gevraagd wanneer de oogst in Klein-Azië mislukt is; nogtans wordt de uitvoer op 600,000 oka's jaarlijks berekend.
Fabrijkwezen en Handel. - Grove wollen stoffen, hoeden, aardewerk, grof linnen, glas, bijouteriën en edelgesteenten, zadelmakerswerk, voertuigen, enz. worden er vervaardigd, en men rekent dat de twee Vorstendommen te zamen
5,000 fabrijken tellen, de branderijen daarbij geteld. Maar voor het grootste gedeelte worden de gefabriceerde goederen van buiten 's lands ingevoerd, in ruiling voor de ruwe voortbrengselen der Vorstendommen. Galacz is het groote middelpunt voor den buitenlandschen handel dezer Gewesten, en ook het punt van waar de ingevoerde goederen naar Bucharest en Jassy vervoerd worden. Koffij, suiker, peper, rum, citroenen, china'sappelen en vreemde wijnen zijn de voornaamste artikelen van invoer. De bepaalde consumtie van het eerste wordt op 800,000 oka's geschat, van het tweede op 900,000 dollars, en van het derde op 30,000 oka's, jaarlijks. Katoenen en wollen stoffen worden voornamelijk uit Duitschland en Engeland ingevoerd, en Rusland voorziet de Vorstendommen van eene menigte pelterijen, daarvoor weder uitvoerende geestrijke dranken, wijnen en geld.
Het Volk en zijne gesteldheid. - Niettegenstaande de veelvuldige invallen der Gothen, Gepiden, Lombarden, Hunnen, Tartaren en Turken in deze Gewesten, hebben de tegenwoordige bewoners, met betrekkelijk zeer geringe vermenging, geheel het voorkomen van echte afstammelingen te zijn der oude Daciërs; die, zoo als zij op de zuil van trajanus zijn voorgesteld, in gelaatstrekken en kleeding, volgens den Heer paget, eene merkwaardige overeenkomst hebben met de tegenwoordige Wallachijërs. Zij geven zich-zelven nog den naam van Roumuni, of Romeinen; hun land noemen zij Zara-Rouman-Esha, en het is eene opmerkenswaardige bijzonderheid, dat in eene streek, die onder de laatsten behoorde welke aan het Romeinsche Rijk gehecht werden, en zoodanig gelegen was, dat zij meer dan eenige andere aan de invallen der Oostersche volkeren was blootgesteld, het gewone dialect, nu nog in zwang, met vele Slavonische en Grieksche woorden, een groot aantal zuiver Latijnsche woorden behouden heeft; zoo zelfs dat een vreemdeling, Latijn sprekende, gewoonlijk door de inboorlingen verstaan wordt. In zijn voorkomen heeft de gewone Wallachijër een bepaald verschil met de Magyaren, Slavoniërs of Duitschers. Hij is klein, beneden het middelmatige, gewoonlijk rank en dun van ligchaamsbouw. Zijne gelaatstrekken zijn dikwijls fraai; hij heeft eenen gebogen neus, donkere oogen, lang, zwart en golvend haar; maar de uitdrukking van zijn gelaat is te dikwijls
vreesachtig en geslepen, om regt aangenaam te zijn. Het stompe en zwaarmoedige van den Slowak wordt zelden bij den Wallachijër gevonden; maar nog minder het stoute, op zich-zelf vertrouwende voorkomen van den Magyaar. De langdurige onderdrukking, welke de Wallachijërs en Moldaviërs hebben moeten lijden, heeft hunne zeden bedorven, hunne kracht verlamd, en hun bijna al de ondeugden van slaven gegeven. Het Turksche despotismus werd vroeger in deze Vorstendommen ten allerstrengste onder de meest terugstootende en hatelijkste gedaanten gehandhaafd. Daarom moet het ons niet verwonderen als wij vernemen dat, hoewel de inwoners niet ongastvrij zijn en nog eenige andere goede hoedanigheden bezitten, zij toch verraderlijk, wraakzuchtig, lui, verstompt en vreesachtig en laf worden genoemd. De vrouwen, op wie bijna al het werk nederkomt, maken zich wel is waar aan de luiheid der mannen niet schuldig, maar in hare vlijt heerscht alle gebrek aan orde en zuinigheid, en de Duitsche kooplieden, die Zevenbergen, Wallachijë, enz. bezoeken, hebben het spreekwoord aangenomen: ‘Zoo bezig te zijn als eene Wallachijsche en toch zoo weinig uit te rigten.’
De Heer paget zegt: ‘Ik had de Wallachijërs van Zevenbergen beklaagd, tot ik hunne broeders in de Vorstendommen, Wallachijë en Moldavië, gezien had. Nimmer zag ik twee zulke uitgestrekte landen, met zulke rijke hulpbronnen. En toch, met alle hunne voorregten, zag ik nog nooit een land zoo slecht bevolkt, en welks inwoners zoo arm en ellendig zijn. De woningen der boeren zijn, het geheele land door, allen in denzelfden stijl en van dezelfde gedaante. De muren zijn van klei, en de daken met stroo belegd, waardoor de bewoners maar zeer weinig tegen de guurheid van het weder beschut zijn. In den winter nemen de boeren hunne toevlugt tot onderaardsche kelders, die met vuur van gedroogde mest en takkebossen verwarmd worden, waarop zij tevens hun soberen kost moeten koken. Het geheele huisgezin, hoe talrijk ook, slaapt in eene van die onderaardsche woningen; hun bed bestaat in een stuk grove wol, dat te gelijker tijd tot matras en tot dekking gebezigd wordt. Zulke onderaardsche verblijven hebben inderdaad de winterwoningen uitgemaakt van de inwoners van Scythia in de oudste
tijden, en zijn door virgilius op de volgende merkwaardige wijze beschreven:
Het gewone voedsel der boeren bestaat uit het meel van Turksche tarwe, met melk tot een deeg gemaakt. Gedurende de eerste dagen na de vasten zijn er eenigen die wat vleesch eten, maar de meesten kunnen dit niet bekomen, en vergenoegen zich met eijeren in boter gebakken. Gedurende hunne feestdagen brengen zij het grootste gedeelte van den tijd in de dorps-wijnhuizen door, zich met dansen en het waarzeggen der Heidens vermakende. Zij zijn geene adscripti glebae meer, en wanneer zij met hunne meesters niet langer tevreden zijn, mogen ze, indien zij er maar behoorlijk kennis van geven, hunne woonplaatsen verlaten, en naar eens anders landgoed overgaan: dit is echter meer een schijnbaar dan wel een wezenlijk voorregt, en, zoo als wij reeds zeiden, is de boerenstand nog steeds in eenen staat van onderdrukking. De Heidens verkeeren voortdurend geheel in slavernij, en behooren òf aan het Gouvernement, òf aan bijzondere personen. Hun aantal wordt in de twee Vorstendommen op 150,000 geschat, waarvan er 80,000 aan het Gouvernement behooren. Sommigen worden als huisbedienden gebruikt; den overigen is het vergund door het land te zwerven, hoornvee of paarden aanfokkende, wollen stoffen of ijzeren voorwerpen makende, of zich generende met het vertoonen van allerlei kunsten of het maken van muzijk. Voor deze vrijheid zijn zij verbonden om het land niet te verlaten, en, indien zij aan het Gouvernement behooren, eene schatting van 30 piasters per hoofd op te brengen; het wegloopen dezer lieden is echter, naar men zegt, zeer zeldzaam.
De adel en de geestelijkheid zijn over het algemeen vrij van belastingen voor de dienst van het land, en gevrijwaard tegen de vervolgingen van hunne schuldeischers. Zij zijn daardoor gewelddadig, buitensporig en zedeloos. Hunne opvoeding
is tot nog toe met weinig meer zorg behartigd geweest dan die der lagere volksklassen; en hoewel zij in kleeding en rijtuigen veel pracht ten toon spreiden, hebben hunne manieren nog weinig van die der beschaafde standen elders in Europa. In Moldavië, dat in alle opzigten nog het meest beschaafd is, dragen de groote grondbezitters veel zorg voor de besturing hunner landerijen; maar in Wallachijë laten zij die meestal aan agenten of zaakgelastigden over. De Boyaren die geen deel aan het bestuur nemen, brengen geheel hun leven in volstrekte luiheid door; om den tijd te dooden bezoeken zij elkander dikwijls. ‘Zij hebben’ - zegt thornton - ‘onbepaald de ondeugden der Grieken overgenomen, zonder derzelver levendigheid te bezitten.’ Deze beschrijving heeft evenwel nog meer betrekking op den verloopen tijd dan wel op den tegenwoordigen. In de laatste jaren zijn er eenige merkwaardige verbeteringen ingevoerd, en hoewel het maatschappelijke leven nog zeer ten achteren is, is het daarmede, in allen gevalle, toch reeds beter gesteld dan onder de Turksche heerschappij.
Regeringsvorm, enz. - Gedurende eene lange reeks van jaren werden de Vorstendommen bestuurd door Waiwoden of Wojewoden, Vorsten door den Sultan uit de Grieken van Constantinopel gekozen, en gedurende dien tijd was het land ter prooi aan allerlei misbruiken. Sedert 1829 echter zijn zij onder de uitsluitende bescherming van het magtige Rusland gekomen, en welke ook de gebreken der Russische regeringswijze mogen zijn, zoo is er toch geen twijfel aan of zij hebben bij die verandering zeer veel gewonnen. De Vorst of Hospodar, beide in Wallachijë en Moldavië, wordt nu voor het leven gekozen uit de Boyaren van den eersten rang, door eene Vergadering van diezelfde Boyaren en van Afgevaardigden uit de Boyaren van minderen rang, uit de akademische ligchamen en uit den handelstand; maar de keuze moet door het Russische Gouvernement goedgekeurd worden, en dan volgt ten slotte de installatie door den Sultan. Eene Rijksvergadering van de geestelijkheid en de Boyaren (de klassen welke niets bijdragen tot de opbrengsten van den Staat) komt te zamen, om te stemmen over de belastingen, en te beraadslagen over andere voorstellen van den Vorst; maar geene veranderingen in de organieke wetten mogen zonder de
toestemming van Rusland gemaakt worden. Wallachijë wordt in 18 en Moldavië in 13 districten verdeeld, waarvan elk eenen Prefect of Gouverneur heeft, benevens eenen ontvangergeneraal der belastingen, en eene civiele regtbank, bestaande uit eenen voorzitter en twee regters. Moldavië heeft daarenboven eenen policie-directeur en een stedelijken raad voor elke Gemeente. De regters kunnen door de hooge autoriteiten afgezet worden. De wetten zijn gegrond op de vroegere bepalingen en gebruiken des lands; maar, hoewel de wijze van regtsbedeeling reeds verbeterd is geworden, blijven er nog vele hervormingen te bewerkstelligen, vooral in de toepassing der wetten, die, naar men beweert, bijzonder willekeurig moet zijn. Schier de geheele bevolking behoort tot het Grieksche Kerkgenootschap, en elk dorp heeft eene kleine kerk of kapel, met een of meer priesters, aan wie het geheele beleid der Godsdienst-oefening is toevertrouwd. Deze geestelijken zijn uit het volk gekozen, en onderscheiden zich bijkans in niets door hun uiterlijke; zij nemen geheel en al deel aan de bezigheden des volks, wanneer zij niet door hunne geestelijke bediening daarin verhinderd worden. Over het algemeen kunnen zij lezen noch schrijven, en naauwelijks de formulieren opzeggen, die zij bij de kerkedienst moeten kennen; en toch hebben zij eenen onbepaalden invloed bij de onwetende bewoners dezer Vorstendommen. Er zijn verscheidene groote en rijke kloosters, en vier of vijf seminariën tot opleiding van de hoogere geestelijkheid.
Volksonderwijs. - Hoezeer het volksonderwijs nog altijd veel ten achteren is, schijnt er sedert 1832 eenige vooruitgang te bestaan. In de voornaamste steden zijn collegien en Lancaster-scholen geopend geworden; en de laatsten zullen nu ook wel reeds in de landbouwende districten bekend geworden zijn. Volgens het Journal of Education hebben de hoogere klassen in deze Gewesten zich met kracht toegelegd op de verbetering van het dialect, en het is waarschijnlijk, dat hunne taal spoedig veel meer overeenkomst met die der oude Romeinen zal hebben dan die der Italianen-zelven. Er is te Bucharest eene drukkerij in volle werking, en inboorlingen doen voortdurend òf vertalingen, òf oorspronkelijke werken in het licht komen. Dit is een gevolg, en zeker niet het eenigst gelukkige van het overgaan der Vorstendommen
onder de Russische bescherming, of ten minste van hunne bevrijding van de vernederende handelwijze der Turken.
De Militaire magt. - Deze is geheel ingerigt naar het voorbeeld der Russische armee, en de staf-officieren zijn voor het meerendeel Russen. De militie wordt uit den boerenstand getrokken: twee man op de honderd huisgezinnen; maar langs de oevers van den Donau zijn al de inwoners die in staat zijn de wapenen te dragen, militair ingedeeld, om behulpzaam te zijn voor de dienst der quarantaine. De gansche krijgsmagt dezer Vorstendommen bedraagt omtrent 53,000 man, waaronder bijna 3,000 man ongeregelde ruiterij. Er is noch artillerie, noch eenige vesting in een der Vorstendommen.
De Staatsinkomsten. - Die inkomsten worden gevonden: in eene belasting per hoofd tot 30 piasters (de piaster is omtrent 35 cents) voor de werkende en landbouwende klassen; van 30 à 120 piasters voor de fabrikanten, en van 60 tot 240 piasters voor de kooplieden; in opbrengsten van lands-domeinen, en inkomende regten, vooral in het zout-monopolie; en in Moldavië ook in eene belasting op het inkomen der geestelijkheid. In 1839 was de geheele opbrengst van Moldavië: 10,467,209 piasters, en van Wallachijë: 16,293,299 piasters In het laatste Gewest stonden de uitgaven met de inkomsten bijna gelijk; in 't eerste was een batig slot van 2,797,800 piasters. Elk der Vorstendommen brengt eene jaarlijksche, hoewel geringe schatting aan de Porte op.
Geschiedenis. - Sedert de verovering dezer Gewesten door trajanus zijn zij voortdurend onder vreemde heerschappij geweest. Zij waren afwisselend in de magt der Barbaren of der Grieksche Keizers, tot de dertiende eeuw, toen zij door de Hongaren werden in bezit genomen. In het begin der vijftiende eeuw werden zij door de Turken veroverd, aan welke zij sedert dien tijd schatpligtig gebleven zijn; maar de oorlog van 1829 tusschen de Russen en de Turken heeft den invloed der laatsten bijna geheel voor dien der eersten doen wijken. Met belangstelling vraagt nu ieder: welke de gevolgen zullen zijn van de bezetting dier Vorstendommen door Rusland, en de krijgsbedrijven waarvan zij het tooneel reeds geweest zijn of nog zullen worden?
- voetnoot(*)
- Naar aanleiding van de laatste uitgave van j.r. mc cullochs Geographical, Statistical and Historical Dictionary.
- voetnoot(*)
- Ovid., Tristia.