Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 148]
| |
Eene danspartij te La Paz, de hoofdstad van Bolivia.(Uit het Reisverhaal van een Natuurkundige.Ga naar voetnoot(*))
Het was 's avonds acht uur toen ik mijne woning verliet, om die op te zoeken waar ik ten dans genoodigd was. De straat was donker en verlaten. In een winkel, waar ik inliep om den weg te vragen, wees men mij eindelijk het huis waar ik zijn moest. De deur stond er open. Een klein Indiaansch meisje, dat ik beneden op de plaats vond, zeide mij de rigting die ik volgen moest, en zoo klom ik, in genoegzaam stikduister, naar de gaanderij op de eerste verdieping, aan welker einde ik een licht zag schemeren. Twee op een kier staande deuren, die ik vervolgens doorging, bragten mij eindelijk op een bewoond gedeelte: eene kleine kamer, waarin eenige gasten stonden, bezig met aan eene met kopjens en flesschen bezette tafel hunne sigaren te rooken. In een hoek der kamer zaten twee dames neêrgehurkt, die zich met het maken van ijs onledig hielden, terwijl eene oude Negerin wat verder op een grooten pot met punch, die te vuur stond, suikerde. Dat was de eerste antichambre der danszaal, en de beide dames waren de moeder en zuster der heldin van het feest, eene jonggetrouwde dochter des huizes. Nadat ik beide, even als den huisheer, die onder de rookers was, begroet had, werd ik in de tweede antichambre gebragt. Deze was alleen door de flaauwe stralen verlicht, die van de beide naastliggende vertrekken tot haar doordrongen; ik was daardoor eenige oogenblikken in 't onzekere, wie of wát er zich bevinden mogt. Eindelijk bemerkte ik dat er zich verscheiden dames in onthielden, tegen eene van welke ik in den donker was aangeloopen; zij droegen allen groote shawls, waarin zij haar hoofd gewikkeld hielden; zij hadden zich in twee halve kringen gesteld, om in 't midden ruimte te laten voor wie de kamer mogt willen doorgaan; sommige stonden, anderen zaten op stoelen of koffers, twee of drie zaten op een bed. Ik vernam dat het verwanten of bekenden der gasten waren, of wel hunne moeders, die, niet ‘gekleed genoeg’ om zich op den voorgrond van 't feest te vertoonen, er althans een kijkje van wilden hebben. | |
[pagina 149]
| |
Met een paar schreden verder was ik in de balzaal; daar waren geene sigaren en geene shawls meer; alles schitterde er van zijde en kant, wit-leêren handschoenen en verniste laarzen: maar daarbij de diepste stilte. De dames waren aan de eene zijde der zaal gezeten; de heeren, op weinige uitzonderingen na, aan de andere. Beiden wachtten op de militaire muziek, die het orkest moest vormen, maar niet verscheen. Weldra vernamen wij, dat zij eerst ten half tien komen zou. De stilte bleef daardoor nog voortduren, en nam werkelijk geen einde vóór de muziek er was. Het zou mij echter onmogelijk zijn de werking te schilderen, door haar eindelijk opdagen te weeg gebragt. Op het eerste gerommel der trom scheen een elektrische stroom door alle zenuwen te gaan, en, als door een tooverslag, vertoonde er zich een lach des blijdsten levens op aller gelaat. Ten zelfden tijde werd ook de punch aangebragt. De jonge heeren maakten zich ieder van een of twee koppen meester, die zij vervolgens eene der dames aanboden. Daarop hief het orkest eene quadrille aan en het bal nam een aanvang. Op den eersten dans volgde er nu weldra een tweede en derde, en zoo vervolgens, even als de eerste ronddeeling van punch spoedig van meerderen gevolgd werd, en de opgewondenheid der dames nam toe naar de mate der hoeveelheid geestrijken drank die haar werd ingeschonken; zij was echter nog verre van reeds op hare grootste hoogte te zijn. Er werd een oogenblik verpoosd, terwijl het ijs werd binnen gebragt, dat door iedereen zeer geroemd werd. Vervolgens werden er flesschen Champagne en Xères aangevoerd. Ieder heer maakte zich toen van zoo vele glazen meester als hij magtig kon worden, en de dames moesten daarop achtervolgens, zonder onderscheid of tusschenpoos, drinken met ieder die haar daartoe kwam uitnoodigen. De hoofden raakten natuurlijk hoe langer zoo meer verhit: een nieuw tijdperk voor het bal was dáár. Men begon de volksdansen of bailesitos, die alleen door hunne weinige kalmte uitsteken. Daar wordt ook eene taal bij gevoerd die men zeker in minder opgewonden oogenblikken niet uiten zou. Het orkest speelde alle bailesito-wijzen meesterlijk. Het getiktak van den trommelslager, die beurtelings op het kalfsvel en dan op het hout sloeg, gaf haar eene eigen levendigheid, terwijl de liedjens, die een der muzikanten er bij zong, ofschoon niet van | |
[pagina 150]
| |
den meest kieschen inhoud, echter niet minder piquant waren. Gewoonlijk zijn er slechts twee of vier dansers bij ieder bailesito; maar zij zijn toch niet de eenigen die er deel aan nemen. Er komt een oogenblik, waarin, op een door de muzikanten gegeven teeken, de gansche zaal naar de maat in de handen klapt, en met voetgetrappel, verheffing van stem, en levendig gebarenspel de bailerinos aanzet. Op dat oogenblik ziet men het best tot welk eene hoogte de opgewondenheid van 't gezelschap is gestegen. Verder meende ik dan ook dat zij niet zou kunnen gaan; maar ik bedroog mij. In eene korte pauze beslisten de dames, die daartoe onder elkander beraadslaagd hadden, dat een zeker kolonel, die toch tamelijk vrolijk was, dit nog niet ware in genoegzame mate, en zij veroordeelden hem dus - ter dood. Zij omringden daarop haar slagtoffer en deden hem op eenen stoel, midden in de zaal, plaats nemen. Ten zelfden tijde hief het orkest een lijkmarsch aan; en nu was de ongelukkige kolonel gedwongen achtervolgens even zoo vele glazen Champagne of Xères te drinken als er dames tegenwoordig waren. Toen hij dit gedaan had hield de muziek op, en werd hij-zelf weder vrijgelaten. Zoo mag het omstreeks twee ure in den morgen geworden zijn; vele dansers hadden zich reeds verwijderd, omdat zij door den wijn bevangen waren, en dus liever verkozen uit te rusten. De anderen zochten nieuwe kracht te putten uit het nuttigen van ham en koud gevogelte, van 't welk zij de fijnste stukken aan de dames aanboden. Meer dan ééne blanke hand reikte mij toen op de punt eener vork een stuk eendvogel of ham toe, dat, bij de koortsige gesteldheid waarin ik verkeerde, mij juist niet het meest gewenschte voedsel was. Hoe veel moeite ik echter deed om mijne mindere welgesteldheid te verhelen, men scheen te bemerken dat ik niet zoo opgeruimd was als 't behoorde, en zoo besloot men ook mij ter dood te brengen. Op een oogenblik dat ik daarop het minst verdacht was, maakten de dames zich van mij meester en plaatsten mij op den fatalen stoel; waarop het orkest zijn lijkmarsch weder aanhief. Ik kon niet anders dan mij aan mijn noodlot onderwerpen, en zwolg dus lijdzaam het vocht in, dat mij werd toegereikt. Mijne goedwilligheid was zoo groot, dat men mij, zoo 'k geloof, nog meer gaf dan eigenlijk noodig was. | |
[pagina 151]
| |
Na de mijne volgden er nog meer teregtstellingen, en met elke klom de luidruchtigheid der vreugde altijd hooger; de heeren voerden haar eindelijk in top, door al de dames op eens ter dood te veroordeelen. Ik mag echter niet onopgemerkt laten, dat de straf niet ten uitvoer werd gelegd, dan na een krachtigen, eerlijken tegenstand van de zijde der veroordeelden. De dans begon vervolgens op nieuw, en het bal duurde tot vijf ure in den ochtend, toen de muziek aftrok en ik mede. |
|