Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHandleiding tot de kennis van het Nederlandsche Staatsregt en Staatsbestuur, door Jhr. Mr. J. de Bosch Kemper. Te Amsterdam, bij Johannes Muller. 1853. In kl. 8vo. XXIV en 432 bl. f 3-90.Dit nuttige werk voldoet in hooge mate aan eene algemeen erkende behoefte. Het bevat eene beknopte, voor mondelinge uitbreiding vatbare schets van de Nederlandsche Staats-instellingen, en menig nuttige wenk ook daar waar het geschreven Staatsregt te kort schoot. Voor den beschaafden man van smaak, voor de akademische leerschool zal deze Handleiding juist berekend zijn, en geschikt om toereikende kennis te verschaffen - of door eigene oefening en voortgezet onderwijs uit te breiden - van datgene wat de wèl opgevoede Nederlandsche staatsburger, die uit eigene oogen zien en eigen bevinding raadplegen wil, behoort te weten en te behartigen. Voor den meer eenvoudigen burgerman, den kiezer, die tot naauwgezette overweging van staatsregt noch opleiding noch tijd heeft, is dit werk minder geschikt. Het is jammer, dat tot dus verre in de behoefte aan eene populaire en meer beknopte en eenvoudige handleiding niet is voorzien. De Heer kemper zeide te regt in zijn Voorberigt: ‘Bij eenen regeringsvorm, waarbij een uitgebreide volks-invloed op regeringszaken plaats vindt, hangt bijna alles af van den volksgeest. Sluimert hij, dan is er stilstand. Wordt hij door zelfzucht of partijdrift aangeprikkeld, dan is er tweedragt. Is hij door | |
[pagina 702]
| |
kennis verlicht en door opgewekte wilskracht sterk, dan is hij de steun, die het goede voor wankelen behoedt, en het middel, dat voortdurend het gebrekkige verbetert.’ Ieder staatsburger in eenen constitutionelen Staat behoort bekend te zijn met den omvang van de staatszorg en met zijne pligten en regten, en bovendien met de voorwaarden van algemeene welvaart en volksgeluk; van daar, dat de beginselen van het staatsregt en van de staatshuishoudkunde een deel van het opvoedings-stelsel behooren uit te maken van elken stand in de maatschappij, maar eenvoudiger en meer beperkt naar mate van de mindere geest-ontwikkeling en vatbaarheid; meer volledig en stelselmatig, naar gelang van meerdere beschaving en betere opleiding. Voor de staatshuishoudkunde wordt dit reeds meer algemeen bevroed, voor het staatsregt behoort dit nog schier geheel tot de utopiën. Overigens hangt er natuurlijk alles van af, in welken geest de handleiding geschreven, het onderrigt gegeven wordt. De verschillende stelsels kunnen wel verschillende handleidingen en uiteenloopende leerboeken noodig hebben: wij zouden, bij voorbeeld, voor de staatshuishoudkunde geen leerboek wenschen, waarin het nut der accijnsen op eerste levensbehoeften werd betoogd, en evenmin voor het staatsregt eene handleiding waarin de volks-souvereiniteit gepredikt werd. Zulke boeken moeten eenen gematigden geest ademen, geene strijdvragen behandelen, althans niet zonder het tegen zoo wel als het vóór op te geven. In dit opzigt voldoet ons juist grootelijks het werk van den Heer kemper: het draagt geene politieke vaan, of 't moest die van het juste milieu zijn. Alleen moeten wij opmerken dat de S., niet altijd gedachtig aan het ‘la critique est aisée, mais l'art est difficile’, geene gelegenheid laat voorbijgaan, om den laatstvorigen Minister van binnenlandsche zaken te bestrijden wegens hetgeen hij, als zoodanig, naar des S. meening, min voldoende geregeld of geheel verzuimd heeft. Over het algemeen echter is de S. in zijne oordeelvelling niet onbillijk, en soms schroomt hij niet eene opmerking mede te deelen of eene teregtwijzing te geven die van eene vrijzinnige zienswijze getuigt: wij wijzen slechts op de bisschops-quaestie van het vorige jaar (bl. 424 en volgg.). Zoo willen wij ook de aandacht vestigen op hetgeen (bl. 410 en volgg.) over het onderwijs gezegd wordt. Hoe weinig | |
[pagina 703]
| |
dit zij, er blijkt uit, dat het daarover aanhangige Wetsontwerp de goedkeuring des S. niet zou hebben weggedragen; evenmin als zijne beginselen omtrent Armbestuur geheel met die van de sedert in het leven geroepen Wet strooken. Bij eene volgende uitgave zullen de inmiddels aangenomen organieke en andere meer belangrijke WettenGa naar voetnoot(1) zeker in de Handleiding worden opgenomen. De S. heeft te regt, in afwachting daarvan, de uitgave van deze eerste proeve niet langer opgehouden. Het is echter te hopen dat, in het belang van de koopers der eerste uitgaaf, de verbeteringen en aanvullingen ook afzonderlijk verkrijgbaar zullen worden gesteld. Ons bestek laat natuurlijk geene beoordeeling toe van een werk, hetwelk, bij verschil van inzigten, menigvuldige stof tot wisseling van denkbeelden zoude opleveren, en nimmer volledig, maar altijd voor verdere volmaking vatbaar is; gelijk de S. zelf getuigt. Wij willen ons dus bepalen tot een eenvoudig overzigt, om den omvang van het werk aan te duiden. De uitgebreide inhouds-opgave zal den lezer gemakkelijk de nadere bijzonderheden wijzen. Na eene beknopte (wel wat afgetrokken) Inleiding (bl. 1-28), geeft de S. eene geschiedkundige schets van den Nederlandschen Staat en van het Nederlandsche Staatsregt (bl. 29-44). Daarop volgt het eigenlijke Staatsregt, verdeeld in drie boeken: I. Van het Rijk en zijne inwoners (bl. 45-82), gesplitst in vier afdeelingen: 1. van het Rijk; 2. het Staatsburgerschap; 3. Staatsburgerlijke verpligtingen, en 4. Staatsburgerlijke regten. II. De Regeringsvorm (bl. 83-243), verdeeld in twee zeer ongelijke afdeelingen: 1. de Wet; eene beknopte beschouwing van de verschillende soorten van Wetten, in betrekking tot hen die er door geregeerd worden, en 2. de Regering; eene doorloopende uitvoerige beschouwing van de Grondwet en beredeneerd verslag van derzelver voornaamste bepalingen. III. Staatszorg, is het meest omvattend (bl. 244-432); dit boek is verdeeld in negen afdeelingen: 1. Staatszorg tegenover het buitenland; 2. omtrent de verdediging des | |
[pagina 704]
| |
Lands; 3. omtrent de goederen en finantiën van den Staat; 4. omtrent de handhaving der burgerlijke en staatsburgerlijke regten; 5. Policiezorg; 6. Staatszorg ter bevordering van de welvaart (deze afdeeling bevat veel meer dan Staatsregt en Staatsbestuur: zij daalt af tot onderwerpen die meer bijzonder staats- en landhuishoudkunde, handel en nijverheid, enz. betreffen; maar waarvan de behandeling, hoe ongezocht ook, niet te min de volledigheid tot volkomenheid brengt); 7. Staatszorg voor de volksbeschaving; 8. Staatszorg omtrent de Godsdienst, en 9. omtrent het Armwezen. Het is opmerkelijk, dat de geachte S. juist in den tusschentijd, die na de uitgave der eerste helft van zijn geschrift verstreken is, en vóór hij de tweede helft had afgewerkt, geroepen is om als Hoogleeraar het Staatsregt te Amsterdam te onderwijzen. Hij verklaart dan ook in zijn Naschrift dat hij deze Handleiding als leiddraad bezigt bij zijne voordragten: daarvoor is zij bij uitnemendheid geschikt; ofschoon zij toch ook eene aangename en onderhoudende lectuur oplevert voor hen die de mondelinge toelichting zullen moeten missen. t. |
|