Twee Hoofdbeletselen, die er voor den Onderwijzer kunnen bestaan in de vorming der Jeugd. - Wenken voor Ouders. Door J.P. Goedhart, Onderwijzer te Dordrecht. Te Dordrecht, bij Blussé en van Braam. 1853. In gr. 8vo. 21 bl. f :-25.
Het Onderwijs, een voorwerp van de aanhoudende zorg der Natie. Redevoering ter opening der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap, gehouden te Zwolle den 5den Augustus 1853, door P. Hofstede de Groot. Te Zwolle, bij de Erven J.J. Tijl. 1853. In gr. 8vo. 28 bl. f :-25.
1. De bezwaren door den Heer goedhart behandeld, zijn geheel van praktischen aard. De ouders behooren den onderwijzer niet slechts als een loontrekkenden dienaar te beschouwen; mogen hem in het bijzijn der kinderen nimmer beoordeelen, veel minder veroordeelen, en moeten vooral den kinderen niet toegeven in hunne klagten over den onderwijzer, maar hem handhaven in zijn gezag, en in alles hun vertrouwen in zijn onderwijs en leiding doen blijken. Als deze hoofdbeginselen van heilzaam verband tusschen het huis en de school geheel of ook maar ten deele uit het oog worden verloren, ontstaan daaruit voor den onderwijzer moeijelijkheden, die hem 't wèl vervullen zijner gewigtige taak bezwaarlijk, zoo niet