hij aan de diplomatieke wereld, en van den weerstoot aan zijn zoon, dien hij in zoo lang niet had gezien, en wiens zonderlinge brieven hem niet begeerig hadden gemaakt, meer van hem te weten. Op eens echter vat hij het besluit, om hem tot een staatsman te maken, en in het Parlement te doen schitteren. Nu haalt hij hem te huis, en 't is inderdaad kluchtig te zien hoe de ongemanierde vossenjager, in het tenu van een dandy, door een half dozijn Fransche drilmeesters bewerkt wordt, tot dat de een na den ander zijne beschaving opgeeft. Men ergert zich aan den ouden dwaas, die, eindelijk ziende dat er van den armen jongen geen staatsman is te maken, hem toch tot een man naar de wereld wil vormen. Hij neemt zelf die opvoeding bij de hand, en doet dat zoo slim, dat de geplaagde jack aan 't duëlleren raakt en door een doodelijken stoot aan de teedere zorgen zijns vaders wordt onttrokken.
Men leest het boek nu eens knorrig dan weêr lagchend, met verachting van den gewetenloozen, zelfzuchtigen ouden zondaar, en met medelijden voor zijn slagtoffer. Al is de schildering wat sterk en hier en daar zelfs te sterk gekleurd, er ligt toch waarheid genoeg in, om er lessen uit te trekken, en wij achten het niet onnut gwynne's raad aan de vaders hier over te nemen.
‘Vaders! alvorens gij uwe zonen een bijzonder levenspad aanwijst, bestudeert, zoo gij kunt, hun onderscheiden karakter, aanleg en begaafdheden. Hoe dikwijls zien wij niet mannen in het leger of de zeedienst, die, als zij hunne eigene neiging hadden mogen volgen, voortreffelijke Geestelijken of Regtsgeleerden geweest zouden zijn, en die, bij den dood huns vaders, het krijgsmansberoep verwisselen voor een ander, dat meer met hunne inborst overeenkomt! En omgekeerd, hoe dikwijls zien wij niet een lusteloos nonchalant Geestelijke, die geen hart voor zijn beroep heeft, en van verveling vergaat, terwijl hij zich als krijgsman roemvol onderscheiden zou hebben, ware 't niet, dat zijn vader gezegd had: “die jongen moet een Geestelijke worden!” - Dan weder zien wij een Regtsgeleerde, die pen en inkt en bedompte, warme kamers en regtsstudie en praktijk verfoeit, iemand, wiens negingen, wiens verlangens zich alle naar de zee rigtten; maar de wil zijns vaders wees hem een beroep aan, waarbij het meer op werk-