Jammer, dat de zoetvloeijendheid in het volgende couplet door de harde rijmklanken voorbij gaat, op zij staat wordt gestoord. Nu en dan ontmoet men zulke stroefheden; ook vreemde afkappingen: te moet (bl. 2 en elders), voor: te gemoet; bekortingen: ontsluiren (bl. 10), voor: ontsluijeren; uitbreidingen: uw weegs (bl. 84), voor: uw weg; overtolligheden, verouderde woordspelingen, en dergelijken meer, die allen hunne oplossing vinden in de mindere gewoonheid om in verzen te schrijven. Somwijlen vindt men ook wel eens een Germanisme, of een gezegde, dat den toets niet wel kan doorstaan; zoo, b.v., wordt jefta's dochter (bl. 2) de ‘Eenling uit haars vaders lenden’ genoemd. Daarentegen echter zijn ook de schoonheden van détail menigvuldig, en men vergeet de leemten om gedachten en schilderingen eenen Dichter van den echten stempel waardig. In ‘April 1853’, een vurigen strijdzang naar aanleiding van 's Pausen bekende allocutie, vindt men 't woord Rome steeds als vrouwelijk gebruikt; wij kunnen niet inzien op welken goeden grond. De fraaiste stukken zijn, naar ons gevoelen: de krachtige Ode aan bilderdijk, en het gevoelige Schoonheid, Vergeten, en Kinderloos. Wij gelooven het bundeltje niet beter te kunnen aanbevelen, gelijk 't verdient, dan door 't mededeelen van één dier gedichten, en kiezen daartoe, om des besteks wille, het korte: Vergeten, waarmede wij tevens eindigen, onder dankzegging aan den Dichter voor 't bij zijn werk gesmaakt genoegen.
Bloemeken, te vroeg ontloken,
Eer de winter was voorbij
Uit heur celleken (?) gebroken!
Slechts één nachtvorst en uw roem
Ligt daar hopeloos ter neder:
Nimmer beurt ge uw kelkjen weder,
Arme, vroeg ontloken bloem!
't Voorjaar zal weêr bloemen kweeken,
Allerhande plant en kruid,
Rijke tooisels voor de bruid,
Maar - ook veelbeduidend teeken -
Gij, lief bloemken, al te vroeg
Uit den moedergrond verrezen,
Zult dan lang vergeten wezen;
Bloemen heeft de May genoeg.