scherpen: het bezwaar eener volledige wederlegging geeft aanspraak op langer tijdruimte dan de vruchtbare pen van den Heer groen anders behoeft om aan zijne van eigen citaten overvloeijende uitboezemingen lucht te geven.
Het eerste werkje van den Heer fruin is Referent, door misverstand, eerst te gelijk met het tweede ter aankondiging gezonden; maar de herlezing, naast en in verband met de latere brochure, geeft een eigenaardig genot, hetwelk hij aan het beschaafd Nederlandsch publiek vrijmoedig durft aanbevelen, en waardoor hem menig aangenaam oogenblik geschonken is. Men neme het dan ook voor lief, hier van de beide boekjes gezamenlijk een kort overzigt aan te treffen, hetgeen tot herlezing of nadere kennismaking moge uitlokken.
Hoe juist de Heer fruin de partij en het stelsel van den Heer groen heeft weten te beoordeelen, kan reeds dadelijk hieruit blijken, dat hij den naam van anti-revolutionair ongepast heeft geoordeeld en door dien van Bijbelsch-historische wenscht vervangen te zien, ‘niet zoo zeer omdat ik inderdaad geloof’ - zegt hij - ‘dat zij op eene afkomst van Bijbel en geschiedenis, boven anderen, aanspraak heeft, maar omdat het algemeen bekend is, hoe zij zich daarop ten allen tijde beroemt’. En zie, de Heer da costa zelf, in zijn lofgalm aan den Heer groen, komt tegen de benaming van anti-revolutionair op, en meer en meer ziet men die door het attribuut van Christelijk-historische school vervangen.
Die tweeledige naam van Bijbelsch-historisch Staatsregt wijst tevens den weg dien de Heer fruin bij het beoordeelend uiteenzetten van het stelsel gevolgd is; hij onderzoekt in zijne eerste brochure eerst den Bijbelschen, dan den historischen grondslag.
Wat den Bijbelschen betreft, vraagt hij eerst: of de Bijbel in zaken van Staatsregt autoriteit is? en dan: of groens leerstellingen met den Bijbel overeenkomen?
Met veel scherpzinnigheid wijst de S. aan, dat men, zonder iets aan de hooge waarde van de Goddelijke openbaring in de Heilige Schrift te kort te doen, echter geenszins de stelling van den Heer groen, waarop hij ook zijn Staatsregt gebouwd heeft, mag aannemen: ‘dat voor den Christen het onderzoek binnen de grenzen der openbaring begrepen is’; en waarlijk, - ofschoon wij newtons gezegde geheel beamen: