de geringste détails, met eene naauwkeurigheid die van veelzijdige kunde en zorg getuigt.
Men behoeft slechts de volgende opmerkingen in zijne Inleiding te lezen, om al dadelijk met hem ingenomen te worden:
‘Het is’ - zegt hij, bl. 1 - ‘een vrij algemeen thema van de meeste (hedendaagsche) Schrijvers, als zij zich tot de behandeling van hun onderwerp zetten, klaagliederen aan te heffen, dat er nog niets bevredigends geschreven is over de stof hunner overdenkingen; wilde men hen gelooven, dan zou men in een chaos hebben verkeerd, tot zij - nieuwe scheppers - te voorschijn gekomen zijn om het licht over de duisternis te doen schijnen. Wel is waar doet ieder lezer spoedig regt aan deze nieuwe profeten, die het verledene alle verdiensten ontzeggen, schoon dat verledene ons toch gemaakt heeft wat wij zijn, en, bij 't gemis aan bronnen, met zoo vele moeijelijkheden te kampen heeft gehad, terwijl deze eeuw rijk is door al wat vroeger beproefd, geoefend en geschreven is. Wij voor ons achten dat verledene, dat ons zijne ondervinding heeft nagelaten; wij achten het hoog; wij brengen het onze hulde toe, daar het ons de baan tot vooruitgang geopend heeft.’ - - ‘Dat de geest van vooruitgang en verbetering besta, dat hij worde aangemoedigd, wij hechten er ten volle ons zegel aan; want eene verlichte toepassing zal altijd iets te verbeteren vinden; maar men geve slechts niet toe aan dien geest van willekeurige verandering, die heel wat anders is, en in dit geval noodlottig moet werken; want een nieuw stelsel, hoe aanlokkelijk ook, levert in de toepassing altijd moeijelijkheden op om op te lossen, zoodat beproefde mannen zich niet in zoodanig voetspoor werpen, zonder vooraf de noodzakelijkheid te hebben erkend, en van de voldoende en welverzekerde voordeelen overtuigd te zijn.’
Deze schoone en voor ieder, vooral in den tegenwoordigen tijd, zoo behartigenswaardige woorden, die wij gaarne onderschrijven, beloven iets goeds en getuigen tevens van den frisschen, bondigen schrijftrant, die het werk kenmerkt.
Wij wenschen den Schrijver een ruim debiet, niet alleen bij de mannen van zijn wapen, maar ook bij die van alle overige wapenen, voor wie het mede een schat van nutte leering bevat.
a.v.w.