Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Donau-Vorstendommen, in het najaar van 1853, beschreven door een ooggetuige; benevens Brieven van het tooneel des oorlogs, bevattende een verslag van de laatste gebeurtenissen aldaar. Te Amsterdam, bij de Gebroeders Kraay. 1854. In gr. 8vo. 102 bl. f :-90.Deze, den 30sten September 1853 van Constantinopel uitgaande reis door de Donau-Vorstendommen laat zich met genoegen lezen. Men wordt daarin, op onderhoudende wijze, eenigermate bekend gemaakt met den toestand dier vruchtbare, maar slecht bestuurde en reeds daardoor ongelukkige landschappen, die tot naijver- en twistbarende wrijfpunten tusschen Rusland en Turkijë schijnen bestemd te zijn, en thans onder den druk des oorlogs zuchten. De beschrijving loopt over terreingesteldheid, steden, dorpen en rivieren; over landaard, zeden en gebruiken; over bestuur, policie, enz.; en dat alles is doorvlochten met ontmoetingen en met bewegingen en handelingen van de landtroepen en oorlogs-marine, in één woord: van de krijgs-toebereidselen welke den tegenwoordigen stand van zaken zijn voorafgegaan. De stijl is levendig en vloeijend, soms piquant en met geestige scherts, of ook wel met gemoedelijke aanmerkingen en oordeelkundige gevolgtrekkingen doorweven. Als het ‘Voorwoord’ niet zeide dat het werkje eene vertaling uit het Engelsch is, zou men dat niet merken: wij hebben geen enkel Anglicisme aangetroffen. Taal, spelling en interpunctie zijn mede zoo zuiver, dat we alleen de volgende feilen hebben gevonden: bl. 11: ‘randsels van koeijenhaar’; dat zal | |
[pagina 573]
| |
moeten zijn: ‘van koevellen, met het haar naar buiten’. Bl. 32: ‘Molvo-Wallachijë’, voor: ‘Moldo-Wallachijë’. Bl. 43: ‘derde letter’, voor: ‘doode letter’. Het reisverhaal eindigt met het laatst van December en loopt tot bl. 68. Bl. 71-102 bevatten vijf ‘Brieven van het tooneel des oorlogs’, loopende van den 9den Januarij tot den 17den Februarij 1854. In deze brieven (uit de Amsterdamsche Courant overgenomen) wordt wel eenig licht verspreid over het nog steeds zoo donker en raadselachtig oorlogstooneel; maar de berigten en beschrijvingen zijn weinig beduidend en soms twijfelachtig; de datums stroken niet altijd (zie, o.a., bl. 74 met 85), en het geheel mist een behoorlijk verband. Zij hebben dus bloot als verhaal eenige waarde, en zijn voor de krijgswetenschap en voor de kennis van den oorlogstoestand van zeer weinig nutGa naar voetnoot(1). De stijl dier brieven is ook verre beneden dien van het reisverhaal. Men kan echter deze brieven als toegift nemen. Het werkje in zijn geheel is wel aanbeveling waardig, vooral voor Leesgezelschappen.
|
|