voorwaarts gaan: de alzijdigheid van zijn edelen geest, die hem, ja, den moed gaf om ook in zijn veelbewogen tijd niets menschelijks van zich vreemd te houden, maar hem ook tegenover de grootste mannen van zijn tijd, wier oordeel de nakomelingschap zou overnemen, aan velerlei scheeve beoordeelingen, aan onverdiende overschatting zoo wel als minachting prijs gaf - dit alles moet onophoudelijk in aanmerking komen waar het beeld van lavater ons duidelijk en juist voor den geest zal staan.
Ref. behoort tot diegenen, die in alles wat het Christelijk geloof betreft, voor besliste uitspraak huiverig zijn, overal waar de H. Schrift hun het voldoende antwoord schijnt schuldig te blijven, en die bijzonder op dit ééne punt bepaald zijn, van niets te willen bepalen waar de Schrift zelve onbepaald zich uitspreekt. Uit dien hoofde heb ik het laatste gedeelte van dit boek, van bl. 177 af, waarin gehandeld wordt over den toestand der ziel na den dood, met het minste genoegen gelezen. Het is nu eens te zinnelijk-bepaald, dan weder te schemerig-algemeen, wat ons aangaande die toekomst gezegd wordt, ofschoon nooit vergeten mag worden dat lavater overal waar hij, ook in zijne andere geschriften, dit punt bespreekt, altijd uitdrukkelijk verzekert, slechts gissingen te wagen, en zich vrijhoudt van, b.v., swedenborgs orakeltoon. Schoone wenken zijn op te maken uit bl. 231-235, ‘over het zedelijkgodsdienstig karakter van jezus christus’, waarin wordt aangeduid hoe de liefde tot God in onzen Heer innig verbonden, één, identisch met liefde tot de menschen geweest is.
Wat het boek-zelf, op dit laatste na, betreft, wij danken den Uitgever voor het genot dat deze schoone bladzijden ons hebben doen smaken, en noodigen ieder die omtrent christus' verzoenend lijden en sterven en omtrent zijne voortdurende betrekking tot de zijnen, helderder denkbeelden, levendiger gevoels-innigheid, vruchtbaarder gevolgtrekkingen dan de zijne waren, zich wil voorgesteld zien, ten dringendste tot de lezing uit. Lavater acht het verzoenend lijden en sterven van christus het middelpunt te zijn der geheele Christelijke waarheid: deze hoofdzaak als bijzaak te behandelen, gelijk het half-geloof zoo gaarne doet, is hem hetzelfde als of iemand, bewerende een portret van een bepaald mensch te leveren, slechts algemeene, aan alle menschen eigene, trekken tot een