een nieuwen titel hebben voorzien. Daar het eerst nu aan de Redactie der Vaderl. Letteroefeningen is ingezonden, komt de aankondiging eenigzins laat. Wij gelooven echter, dat wij het nog gerustelijk kunnen aanbevelen vooral aan bezoekers van Diergaarden en Musea, die, met de Natuurlijke Geschiedenis van het Dierenrijk onbekend, dergelijke verzamelingen met eenig nut wenschen te bezigtigen. Tot eene Handleiding voor het onderwijs, welk doel mede op den titel is uitgedrukt, achten wij het minder geschikt, omdat het ontleedkundige geheel achterwege gelaten is, hetgeen van eene wetenschappelijke behandeling der Dierkunde niet kan gescheiden worden. Ook ter lectuur kan het werk niet worden aangeprezen, omdat de, uit den aard der zaak, dorre beschrijvingen, achter elkander gelezen, vermoeijen. Het best zal men derhalve nut en voordeel uit dezen arbeid des bekwamen Schrijvers trekken, wanneer men dien telkens raadpleegt, waar men over een of ander diergeslacht of eene of andere soort eenige bijzonderheden wenscht te vernemen, waarbij de Registers aan het eind des werks zeer veel dienst zullen bewijzen. De afbeeldingen in houtsneê zijn voor een groot deel dezelfde als die bij het werk van boitard (De Diergaarde te Parijs, in onze taal in 1843 bij elix en co. uitgegeven) gediend hebben. Sommigen daarvan strekken niet tot versiering, zoo als, b.v., de afbeelding van den Zoölogischen tuin te Londen, die wij op bl. 14 gaarne hadden gemist. De meeste echter, uit het oorspronkelijke Fransche werk ontleend, zijn goed, hoezeer zij bij het drukken veelal de helderheid en duidelijkheid verloren hebben, die zij in het werk van boitard bezitten. Slechts enkele, in de verbeteringen onvermeld gebleven drukfouten merkten wij op, zoo als cataplepon (bl. 225) voor catablepon. Met
meer uitvoerigheid bewerkt is hetgeen over de walvisch-achtige dieren in deze Handleiding voorkomt; en belangrijk is hetgeen de S. bij het gewone hert over de groote hertenjagten in Saksen (bl. 265, 266) mededeelt. Of hetgeen op bl. 18 bij de Bradypi gezegd wordt: ‘men kent van deze dieren slechts vijf levende soorten’, wel voor de lezers voor welke dit boekje bestemd is, algemeen verstaanbaar zal wezen, moeten wij betwijfelen. Daar de S. bij het overzigt der Orden (bl. 11-13) overigens van de fossile soorten