| |
Beknopt Overzicht van de Geschiedenis des Vaderlands, voor mingevorderde leerlingen. Door W.A. Elberts, Onderwijzer te Leiden. Tweede druk. Te Deventer, bij A.J. van den Sigtenhorst. 1853. In kl. 8vo. 147 bl. f :-60.
Dit werkje van den Heer elberts is eene verkorte uitgave van zijne Geschiedenis des Vaderlands voor Gymnasiën en Instituten, in 1847 in het licht verschenen, en heeft veel waardoor 't zich aanbeveelt. Met vermijding van 't geen er niet in behoort, deelt het, in geleidelijke orde, kort en duidelijk de meeste hoofdpunten mede der Vaderlandsche Geschiedenis, en ook van tijd tot tijd iets aangaande de inrigtingen des
| |
| |
bestuurs, de wetten en instellingen, de zeden en gewoonten des volks, den handel, de nijverheid, de kunsten en de wetenschappen; met verschillende niet onbelangrijke bijzonderheden. Van uitdrukkingen in de Geschiedenis aangenomen, en wier regte kennis voor den leerling onmisbaar is, wordt doorgaans de beteekenis opgegeven. Dat de Schrijver, om niet telkens den draad af te breken, gelijksoortige gebeurtenissen bij elkander plaatst, zonder angstvallig de tijdrekening in acht te nemen, moeten wij, met het oog op hen voor wie zijn geschrift dienen moet, goedkeuren. Vooral beschouwen wij 't als eene verdienste van dit werkje, dat het door ieder, van welke Kerk hij zij, gebruikt kan worden. Gebeurtenissen waaromtrent de gevoelens uiteenloopen, worden, zonder aan de historische trouw te kort te doen, zóó behandeld, dat het niemand kwetst. Zulk eene mededeeling van feiten achten wij voor de school voldoende. Wie naderhand lust en roeping gevoelt om er meer van te vernemen, zal de gelegenheid daartoe gemakkelijk vinden. Voor hen die zich met 't op de school geleerde tevreden houden, is het niet goed, oppervlakkig kennis te maken met geschilpunten, die men door en door moet kennen en verstaan, om er gezond over te kunnen oordeelen.
Maar tegenover dit goede, waarbij men nog voegen kan, dat de spelling naar bilderdijk zich, met enkele uitzonderingen, gelijk blijft, staat veel gebrekkigs over. Dat in een kort overzigt niet te verwachten is wat men in een grooter werk mag eischen, geeft nog geene vrijheid om gewigtige gebeurtenissen alleen aan te stippen of over te slaan. Wat van den opstand en strijd van civilis tegen de Romeinsche heerschappij - de belangrijkste épisode uit hetgeen van onze voorvaderen de Batavieren bekend is - hier voorkomt, is zeer weinig beteekenend. - Aan van schaffelaar en hambroek is regt gedaan; doch waarom wordt albrecht beiling, wiens zielegrootheid zoo wel als die der anderen op het jeugdig gemoed weldadig werken kan, met een enkel woord afgescheept? - Van de openbare preek, die zulk een invloed op den loop der zaken heeft uitgeoefend, hooren wij niets; evenmin van den slag bij Roemerswaal en de andere vruchtelooze pogingen der Spanjaarden tot ontzet van Middelburg, die nog al iets merkwaardigs hebben; terwijl op het jaar 1597, een
| |
| |
der roemrijkste van maurits' leven, alleen van de nederlaag van varax gesproken wordt. - Met een paar bladzijden meer ware dit gebrek verholpen.
Ook op verwarde en verkeerde voorstellingen van zaken stuit men meermalen. Dat het beleg van Haarlem in den beginne, van wege de onguurheid des klimaats, door de Spanjaarden met weinig nadruk is voortgezet, wordt wedersproken door hunne ontzaggelijke aanvallen op den 21sten December en 31sten Januarij. Het verslaan van pieter (filips) de coninck met de meesten van zijn volk had vijf maanden vóór de nederlaag op het Haarlemmermeer plaats. - Op het jaar 1672 wordt, na de uitroeping van willem III tot Stadhouder en het vermoorden der de witten, aangeteekend: ‘Weldra hoorde men van meer verblijdende berichten. Het stadje Aardenburg werd manmoedig verdedigd door den vaandrig elias beekman’. Maar de gelukkige verdediging van Aardenburg geschiedde op den 25sten en 26sten Junij, vóór de aanstelling van den Prins en den dood der de witten. - Niet, zoo als hier gezegd wordt, ten gevolge van de nadeelen bij Bergen en Castricum geleden, zagen zich de Anglo-Russen genoodzaakt, een vrijen aftogt naar hunne schepen te bedingen. Dit gold alleen bij het nabij de laatstgenoemde plaats ondergane verlies. Het gevecht bij Bergen viel voor op den 19den September; eerst op den 3den October bezette de vijand Alkmaar, na het op den vorigen dag bij Egmond behaalde voordeel; en stiet drie dagen later het hoofd te Castricum. - Bij Asperen waren ten minste de Franschen geene overwinnaars. - ‘De vijand’ - heet het - ‘ontruimde Utrecht, en moordde en
plunderde op weg in het stadje Woerden’. Het laatste had vóór het eerste plaats, en de marsch van molitor, na het verlaten van Utrecht, was niet over of langs Woerden. - Wie van het gebeurde bij Quatre-bras en Waterloo niets anders verneemt dan hetgeen hier gemeld wordt, zal er een zeer gebrekkig denkbeeld van krijgen. Bij den aantogt van napoleon, lezen wij: ‘vereenigden zich de Engelschen met de Hollanders, hierbij wilden zich de Pruissen onder blucher voegen; doch deze werden bij Ligny op den 15den Junij overhoop geworpen’. Dan volgt het gevecht bij Quatre-bras op den 16den, ‘waar de Prins van Oranje den vijand tegenhoudt, tot dat hij versterking krijgt’, enz. - Het waren niet de Pruissen,
| |
| |
die zich bij de Engelschen en Hollanders wilden voegen; maar wellington werd door den aanval van ney verhinderd om blucher bij te staan, waardoor deze den slag bij Ligny verloor, die niet op den 15den plaats had, maar op denzelfden dag en tijd als het gevecht bij Quatre-bras; terwijl de versterking die oranje toen ontving, met wier hulp ney genoodzaakt werd om af te houden, uit Engelschen bestond, die hier verkeerdelijk voorkomen als van den beginne af met de Hollanders vereenigd. Uit de opgaven van het wederzijdsch verlies van volk bij Waterloo zou men bezwaarlijk besluiten dat de Gealliëerden zulk eene beslissende zegepraal bevochten hebben. Dat der Franschen is kennelijk veel te klein voorgesteld. - Niet beter is de schets van den tiendaagschen veldtogt. ‘Daine werd na het gevecht bij Behringen (Hechtel, Helchteren, Houthalen, Curingen zijn vergeten) teruggedreven op Hasselt, welke stad onzen (onze) troepen innamen. Na een scherp gevecht bij Bautersum (waar de Hollanders juist teruggedrongen werden) viel ook dezen (deze) stad (Leuven) den onzen in handen’.
Bovendien zijn aan de zorg, die de Schrijver zegt aan deze uitgave besteed te hebben, de volgende misstellingen ontsnapt. Onder ‘de Generaliteitslanden’, in de Inleiding vermeld, had Staats-Vlaanderen genoemd moeten worden. - Van de Batavieren heet het: ‘Zij aanbaden zon, maan en sterren, in heilige bosschen, bij gebrek aan tempels, die zij niet wisten te vervaardigen’. Tacitus, in zijn onschatbaar boekje: ‘De moribus Germanorum’, onderrigt ons: dat de Germanen, waartoe de Batavieren behoorden, ‘de Godheid te groot beschouwden, om in tempelen besloten te worden’, een begrip zoo verheven, en onze voorouderen zoo vereerende, dat indien wij 't vonden niet bij een Heidensch Schrijver, maar bij eenen die den waren God kende, wij meenen zouden, dat hij hun zijne eigene denkbeelden in den mond had gelegd. - De drusus-gracht werd gegraven niet alleen om ‘Friesland te onderwerpen’, maar ook en vooral om een gemakkelijker weg naar de zee en de rivieren de Eems en de Wezer te maken, ter bestrijding van de Germanen. - Joanna was, toen zij met filips den Schoone huwde, niet ‘de eenige dochter’ van ferdinand en isabella; zij had eene oudere zuster, de Koningin van Portugal. - Jan matthijsz. was niet ‘van Leiden’, maar
| |
| |
van Haarlem. Hij sneuvelde bij het beleg van Munster in een uitval. Het was zijn opvolger, jan bokelsz. van Leiden, die bij de overrompeling der stad den Bisschop in handen viel en daarna ‘op eene wreede wijze ter dood gebragt werd’. - Niet ‘St. just’, maar Yuste was de naam van het klooster waar karel V zijne laatste levensdagen sleet. - Dat de nieuwe liverei, die egmond zijne dienaren liet dragen, ‘de bespotting van granvelle ten doel had’, werd door hem, volgens de stukken van zijn proces, op gronden ontkend. - Olivier van noordt zeilde in 1598 en schouten en le maire in 1615 uit en den aardbol rond; dus niet onder het Stadhouderschap van ‘frederik hendrik’, maar van maurits. Nevens hen had spilbergen moeten genoemd worden. - Karel II bragt het grootste gedeelte zijner ballingschap in Braband en Frankrijk door. ‘In de Republiek’ was 't hem, zoo lang cromwell leefde, niet raadzaam te vertoeven. - Bij de expeditie naar Chatham werden niet ‘zes groote schepen genomen’, maar zes verbrand en twee opgebragt. - Te St. Denis was willem III niet ongelukkig. - De lofspraak op hem is zeer sterk. Eene vergelijking tusschen den Zwijger en diens achterkleinzoon zal, om het verschil van tijden en omstandigheden, steeds moeijelijk blijven. - Onder de opgenoemde Hoogleeraren te Leiden ten tijde van napoleons heerschappij behoorden noch ‘schultens’, in 1793 gestorven, noch
‘clarisse’, die eerst na de Omwenteling van 1813 te Leiden kwam, noch ‘kist’, die als Predikant van Dordrecht overleden is.
Behalve de reeds aangeduide ‘onzen troepen’ en ‘dezen stad’, hebben wij nog de volgende spel- of drukfouten gevonden: bl. 7: dezen willébrord wordt gehouden; bl. 25: de Graaf vleide zich zijn invloed te (zullen) blijven handhaven; bl. 31: der Adels; bl. 75: waargelders; bl. 76: hugo de groot; bl. 80: federik hendrik; bl. 95: In April echter (van) datzelfde jaar; bl. 98: bekwaamen; bl. 111: 1730 voor 1780; bl. 127: 's Keizer genegenheid; bl. 139: door den moedigen houding; bl. 140: krachtens dewelke; terwijl wij op bl. 55 lezen: boisot laafde de uitgehongerde (Leidenaars) met levensmiddelen. - Ook de interpunctie laat veel te wenschen over.
Het bijgevoegde Chronologisch overzigt kan al mede niet op
| |
| |
naauwkeurigheid roemen. Op het jaar 923, het begin van het Grafelijk Huis van Holland, vinden wij: dirk II in plaats van dirk I. - Het Huis van Henegouwen gaat van 1299-1345, maar daaronder is opgenomen 1350: Hoeksche en Kabbeljaauwsche twisten. Willem V - dat tot het Huis van Beijeren behoort. - Onder het opschrift: Huis van Oostenrijk 1482-1581, waarop wij nader terug zullen komen, is in plaats van op het jaar 1573, op dat van 1574 gesteld: ‘Alkmaar vergeefs belegerd. - Slag op de Zuiderzee. - Alva vertrekt. - Don louis de Requesens.’ - Dan volgt, wat het jaartal betreft, te regt: ‘Beleg en ontzet van Leiden. - Slag op de Mokerheide’ - die vóór het ontzet van Leiden geleverd werd. - Onder de: Republiek der Vereenigde Provinciën staat tegenover 1590: ‘de inneming van Breda door middel van een turfschip’, in de tweede kolom: ‘Edict van Nantes’. Om verwarring voor te komen, had het Edict van Nantes lager gesteld, of het jaartal 1598 er bij uitgedrukt dienen te worden. - In 1619 stond richelieu nog niet aan het hoofd van zaken in Frankrijk. - Op 1647 lezen wij: mazarian voor mazarijn. - De Republiek werd in Engeland op den 19den Mei 1649 geproclameerd. - Jakobus II had bij 1685 moeten staan. - In 1766 was lodewijk XVI geen Koning van Frankrijk. - Alexander I (Rusland) was in 1805 reeds vier jaren Keizer. - Van 1815-1830 regeerden over
Frankrijk lodewijk XVIII en karel X, niet lodewijk filips, die eerst in het laatstgenoemde jaar op den troon kwam.
Wat het derde tijdvak betreft, kunnen wij, met het oog op hen voor wie dit overzigt dienen moet, berusten in het opschrift: ‘Huis van Oostenrijk, 1482-1581’. Maar met het laatste jaar had dan ook het volgende tijdperk: de Republiek der Vereenigde Provinciën, moeten aanvangen, dat echter tot het jaar 1590 verschoven wordt, terwijl de negen voorgaande jaren nog onder: ‘het Huis van Oostenrijk’ geplakt worden. En hoe stemt deze Chronologische verdeeling overeen met die in de Inleiding opgegeven en in den tekst gevolgd, volgens welke het IIIe Tijdperk dus luidt: ‘De strijd tegen Spanje, 1482-1648. 1e Afdeeling. Van filips den Schoone tot op de voorloopige vestiging der Republiek bij de Unie van Utrecht, 1482-1579. 2e Afdeeling. Van de voorloopige vestiging der
| |
| |
Republiek bij de Unie van Utrecht tot aan hare erkenning als onafhankelijke Staat bij den Vrede van Munster, 1579-1648’. - Dat de strijd tegen Spanje van 1482 zou dagteekenen, lijkt nergens naar. In dat jaar en nog jaren later was er geen zweem van strijd tegen Spanje. Ook bij het huwelijk van filips den Schoone met ferdinands en isabella's dochter, die een broeder en eene oudere zuster had, werd aan geen strijd tegen Spanje gedacht. Het afsterven der laatsten bragt wel filips op den Spaanschen troon, maar zelfs het misnoegen dat onder hem en in den aanvang van karels bewind tusschen de beide volken ontstond, verhinderde hen niet om bij Mühlberg en St. Quentin eendragtig voor dezelfde belangen te kampen. Eerst van de aanvaarding der regering door filips II kan er van strijd tegen Spanje sprake zijn, terwijl de eigenlijke strijd eerst na de komst van alva losbarstte en met den inval van lodewijk van Nassau in Groningerland begon.
Van een tweeden druk, die van de overgeblevene fouten gezuiverd heet, hadden wij méér verwacht. De Schrijver heeft zijne taak ál te ligt geteld. Eene zorgvuldiger behandeling zou de waarde van zijn werk aanmerkelijk hebben vermeerderd.
g.v.
|
|