zelven treffende denkbeelden ontwikkeld, als: over belasting (bl. 259 en volgg.); machines (bl. 81); vrijen handel (bl. 24, 68, 153); tusschenkomende personen (bl. 85); monopolie (bl. 168 en volgg.); bearbeiding van Staatswege (bl. 143 en volgg.); betrekking tusschen Staathuishoudkunde en zedeleer (bl. 233, 358), - en Staatkunde (bl. 262, 280, 307), - en Wetgeving (bl. 377).
In één woord: men vindt hier over verschillende onderwerpen eene menigte belangrijke beschouwingen, bronnen en vruchten van levenswijsheid, allen in een zeer bevattelijken toon voorgedragen, en waardig om te worden gelezen, herlezen en overdacht. Bijzonder belangrijk achten wij de vertoogen over de dagloonen, en over de bevolking; in het laatstgenoemde houdt hij de eer van malthus op tegen scheeve oordeelvellingen, maar erkent ook diens ongelijk, waar hij zich in zijne redeneringen te ver liet medeslepen; zie bijzonder bl. 224 en 254.
De vertaling achten wij bijzonder gelukkig: zonder het stijve keurslijf, waarin dikwerf de gedachten worden verwrongen, kenmerkt de vertolking zich door den beschaafden toon en door die innemende bevalligheid welke het oorspronkelijke tot sieraad strekken.
Ook de uitvoering is eenvoudig en net; wij stippen slechts een paar drukfeilen aan, als, op bl. 144 in het midden: bemerken voor bewerken; tusschen bl. 194 en 195 zijn de woordjes in de uitgevallen, enz.