Losse Dichtstukjes, Oud en Nieuw, bijeengebragt door J. Scheffelaar Klots, (geb.) Roorda van Eysinga. Te Enkhuizen, bij H. de Ringh. 1853. In gr. 8vo. 168 bl. f 1-25, geb. f 1-60.
Volgens het Voorberigt heeft de Dichteresse dit bundeltje in het licht gegeven op verzoek van hare kinderen, en aangemoedigd door het gunstig onthaal harer Gedichtjes voor Kinderen. Te dingen naar lof en roem is hare bedoeling niet, want zij gevoelt zich te zwak om daar aanspraak op te durven maken. Hopende op verschooning voor ‘de feilen, die zich in deze verzameling bevinden’, zegt zij ten slotte: ‘Aan u, mijne geliefde kinderen! zijn deze bladen opgedragen. Zij mogen voor u een blijvend aandenken uwer moeder zijn, die zoo gaarne in uwe harten wil blijven leven. - Ontvangt het boekje als een blijk harer liefde.’
Met grootere bescheidenheid of minder aanmatiging kon het bundeltje niet worden aangeboden, en dezelfde geest van zachtheid en nederigheid heerscht in al de stukken van den inhoud. De kritiek zou er zich door ontwapend gevoelen al vond zij meer aan te merken dan het geval is. Een paar malen ontmoette Ref. een minder aangenaam letterrijm, b.v.: Vriendschap, schoon, onschatbaar bloempje (bl. 8), en Doch die in dezen stond (bl. 13); voor het prozaïsche bijw. zeer, in de eerste twee verzen van Moederliefde (bl. 106), las hij liever: zoo; en het gedicht op bl. 135 en volgg., hoewel vol gevoel, en fraai van beschrijving, acht hij te zwak voor het opschrift: De Dichter in verrukking. Maar hij merkt dit aan minder om te gispen, dan om te toonen dat hij met aandacht gelezen heeft, en voegt er gaarne als in éénen adem bij, dat die lezing hem deze Verzameling doet beschouwen als een hoogst behagelijk en nuttig geschenk, niet alleen voor de kinderen der geachte Schrijfster, maar voor de jeugd in 't algemeen, en ook de aandacht van meer bedaagden óverwaardig.