dat er in eene te groote uitbreiding van den anderen voor de Maatschappij gelegen is. Om tot dat betoog te geraken, zijn wij te zamen opgeklommen tot de oorzaken der armoede; wij hebben over de wetten der bevolking gesproken, en gezien, dat het regt op onderstand, evenzeer als het regt op arbeid, noodlottigerwijze door eene opvolgende, maar tevens gestadig toenemende verarming, tot de gelijkheid van allen in armoede henenvoert, na alvorens alle gelijkheid van regten en alle vrijheid te hebben verwoest. - Wij hebben tot staving op het voorbeeld van Engeland gewezen; wij hebben een bijzonder systema van openbaren onderstand overwogen, dat door de Belgische Akademie is bekroond geworden, en wij zijn tot deze gevolgtrekkingen gekomen: vooreerst, dat én de Maatschappij én het Gouvernement, dat haar vertegenwoordigt, de grootst mogelijke vrijheid moeten laten aan de uitoefening van liefdadigheid; daarna, dat én de Maatschappij én het Gouvernement behooren te beschermen en te ondersteunen bij gebrek aan eerlijk winstbejag [?], de daarstelling en vorming van alle voorzorgsmaatschappijen, als spaar-, onderlinge hulp- en toevlugtskassen, assurantie-maatschappijen tegen veeziekte, hagelslag en brandschade; en eindelijk, dat én de Maatschappij én de Staat, door het Gouvernement vertegenwoordigd, het onderwijs en de opvoeding van het volk behooren te begunstigen, niet alleen tot ontwikkeling des verstands, maar ook en bovenal om de harten te vormen tot liefde voor al wat goed, tot afkeer van al wat slecht is’, enz.
Er zoude op eenige van die stellingen nog al iets af te dingen zijn: zij worden trouwens minder bewezen dan betoogd; en eene enkele openbare redevoering is weinig geschikt om een geheel systema van armenverzorging af te handelen. Wat overigens over Engeland gezegd is (bl. 34 en volg.), bewijst slechts dat vóór 1834 de wetten op de armentax aldaar slecht zijn toegepast; maar de Spreker zegt geen woord over de schoone resultaten, die sedert 1834 door het werkhuisstelsel in Engeland, en vooral in Ierland verkregen zijn. Ook hetgeen (bl. 36) van de Hollandsche landbouw-koloniën wordt medegedeeld is zeer oppervlakkig en weinig beduidende.
In zijne tweede toespraak handelt de Spreker over de verschillende soorten van instellingen die ten doel hebben om aan verschillende soorten van armoede het hoofd te bieden: donatiën