Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854

Tijdschrift voor het Armwezen; onder Redactie van S. Blaupot ten Cate en Mr. W. de Sitter. Derde Deel. Blad 1-9. Te Groningen, bij H.R. Roelfsema en P.S. Barghoorn. 1854. In gr. 8vo. bl. 1-148. f 1-45.

De Uitgevers zenden ons dit werk niet geregeld; ware het ons niet van elders bekend, wij zouden schroomelijke hiaten hebben in ons overzigt, en bezwaarlijk in staat zijn er een verslag van te geven; want ook hier geldt het: incivile est, nisi totâ lege perspectâ, de particulâ ejus respondere. De eene Aflevering is meer volledig, meer rijk, meer verscheiden dan de andere; men zoude dus, van tijd tot tijd slechts ééne Aflevering ziende, alligt zich een gebrekkig oordeel van het geheel vormen. Onder de verschillende breedere en kleinere stukjes in deze negen bladen vervat, hetzij Verslagen, Mede-

[p. 452]

deelingen, Boekbeschouwingen, of Verhandelingen, is ditmaal ook een brief van den Heer s. blaupot ten cate aan n.n. over eene stelling van den Heer Mr. c. van foreest, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, geuit op 17 Dec. 1853, bij de discussie over het voorstel van de negen leden. De Heer van foreest had, namelijk, beweerd: ‘dat iedere poging, om den toestand van de eene of andere klasse der Maatschappij te verbeteren, tot nog toe geheel is mislukt, en dat er nog geen enkel oogenblik van toenadering tusschen de verschillende standen is te weeg gebragt’. De Heer ten cate geeft zich de moeite, die stelling breedvoerig te wederleggen; - en het is ons niet gebleken dat de Heer van foreest zich tot eene refutatie heeft aangegord; ofschoon daartoe welligt bij de discussie over de Wet op het Armbestuur wel gelegenheid te nemen ware geweest. Wij gelooven dat zulk eene kleine polemiek in het Tijdschrift niet misplaatst is; zij verlevendigt de belangstelling en bevordert de verscheidenheid.

Het Tijdschrift-zelf blijven wij aan de belangstelling van het lezend publiek aanbevelen. Vooral na de aanneming der Wet op het Armbestuur, zal het voorzeker een schat bevatten van vragen en opmerkingen, die op de uitvoering der wet betrekking hebben; doch ook buitendien is er altijd veel in wat voor Armbesturen en wetenschappelijke beoefenaars van het Armwezen nuttig kan geacht worden.