in de woonplaats van Ref. de kerken bezocht, zou hij er alle reden vinden om te vragen: hoe 't mogelijk is tegen de viering dier dagen te kunnen ijveren? Het is zoo, hare afschaffing zou de Leeraren van menige predikbeurt ontslaan; maar de Heer bolt zal gaarne toestemmen dat dit gemak minder zwaar weegt dan het belang van Kerk en Gemeente. Wat hij aanvoert omtrent het misbruik dat eenigen van de tweede feestdagen maken, is, helaas, op elken Zondag toepasselijk, en zoo geldt dan ook hier de spreuk: dat hij niets bewijst, die te veel bewijst.
Naar ons gevoelen behandelt de Heer bolt ook de Zondagsviering in Engeland met groote eenzijdigheid, als hij die ‘het lijden, het doorstaan van den Zondag’ genoemd wil hebben. Zoo mogen in Engeland dezulken oordeelen die alle godsdienstig gevoel hebben uitgeschud; maar de godvruchtige Christen oordeelt er anders over. De Godsdienst-oefening zoo wel in huis als in de kerk heeft voor hem eene vreugde en vrede die de wereld niet kan geven. Ook werpt de vergelijking die hij maakt van Frankrijk met Engeland zijn eigen gevoelen omver, en wat er bij ons te Lande op den Zondag te zien valt, is waarlijk geen bewijs tegen de Engelsche Zondagsviering. Dáárin echter zijn wij 't volkomen met hem eens, dat de viering van den dag des Heeren eene zaak is van het hart, die niet van burgerlijke wetten afhankelijk kan worden gemaakt.
Geheel onverklaarbaar is ons des Schrijvers bedekte hatelijke uitval over hetgeen zeker de meeste Protestantsche Leeraren in de eerste helft van het vorige jaar, in hunnen ijver voor de zaak der Hervorming, tegen 't gewetenkluisterend priestergezag der Hiërarchie gesproken hebben. Het gezegde: ‘Men tracht christus, den grooten overwinnaar van dood en hel en zonde, te vernederen tot ‘een overwinnaar van Rome,’ - ‘of van ik weet niet wat’, is minder noch meer dan eene mislukte aardigheid: die, al ware zij gelukt, nog altijd zijn zou beneden den ernst en de waardigheid der zaak. Zoo vinden wij het ook jammer, dat de Heer b., die toch met Zondagslectuur geheel op praktisch gebied stond, zoo plat-hatelijk uitvaart tegen andersdenkenden die het Confessioneel beginsel voorstaan; zeggende: ‘Zulke confessionele factie-(?)Christenen zouden ons ook zoo gaarne den Zondag, den dag des Heeren,