- Ja, lief kind! - antwoordde de moeder - luister wat de Bijbel zegt: ‘zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten; want het Lam, dat in het midden des troons is, zal hen weiden; en God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen.’
- Daar ben ik blij om - zeide mary - want, moeder! ik kan het nooit uitstaan, als ik u zie schreijen.
- Maar, moeder! - zeide de kleine henry - zal God ons morgen niet wat eten zenden?
- Hoor wat de Bijbel zegt - antwoordde de moeder - zijt niet bezorgd, zeggende: ‘wat zullen wij eten? of wat zullen wij drinken? want uw Hemelsche Vader weet, dat gij alle deze dingen behoeft.’
- Maar, moeder! - zeide mary - als God onze Vader is, en ons lief heeft, waarom laat Hij ons dan zoo arm worden?
- O - antwoordde de moeder - onze Heer jezus christus was even arm als wij zijn, en God had Hem toch zekerlijk lief.
- Was Hij zoo arm, moeder?
- Ja, kinderen! Gij weet wel hoe Hij zeide: ‘de Zoon des Menschen heeft niet waar hij het hoofd nederlegge.’ En meer dan eens staat er, dat jezus hongerig was, als er niemand was om Hem eten te geven.
- O, moeder! wat zouden wij doen zonder den Bijbel! - zeide mary.
Hoe teeder en roerend is dit onderhoud; alleen zouden wij gewenscht hebben, dat zij het woord van jezus niet als een bewijs voor zijne armoede gebruikt had.
In het verhaal, getiteld: ‘het is zaliger te geven dan te ontvangen’, wordt de weldadigheid geteekend. - Hoe ouders door kinderen geleid worden toont zij in een ander stukje, en zegt naar waarheid: ‘Zoudt gij willen weten, o vader, wat dat geloof is, dat den hemel ontsluit? Ga dan niet naar twistende Godgeleerden of tot streng voorgeschreven Formulieren, maar druk uwen kleine aan uwe borst, en lees in die heldere, vertrouwelijke oogen de les van het eeuwige leven: wees slechts voor uwen God, gelijk uw kind voor u is, en alles is wèl! Zalig zult gij waarlijk zijn ‘wanneer zoo een klein kind u zal leiden!’