de volwassenen. Wanneer de volwassenen eene vreemde taal willen leeren, beginnen zij met de letters, leeren dan de afzonderlijke woorden, en eindelijk de volzinnen. Zoo klimmen zij allengs van de deelen tot het geheel op. De kinderen, daarentegen, leeren eerst de beteekenis van den geheelen volzin; ze begrijpen die uit het gebarenspel en den blik. Eerst later vatten ze de beteekenis der uitdrukkingen en afzonderlijke woorden’. Het boekje beantwoordt dus niet aan den titel, maar Rec. gelooft, dat het vooral hun die bij het onderrigten van doofstommen belang hebben, zeer is aan te prijzen.
No. 2 bevat een aantal zaken waarover het zeer gepast is de jeugd te onderhouden. Het is een nuttig geschenkje voor moeders die hare kinderen behoorlijk trachten te ontwikkelen, en tevens zeer goed voor de school; daar verschillende lessen gepaste aanleiding geven tot het verrigten van zoogenaamd stil werk in de klassen voor welke de Schrijver het bestemd heeft; ja, bijkans al de lessen kunnen daartoe dienstig gemaakt worden. Rec. beveelt het boekje, dat zich ook door den vorm en 't gebruik van verschillende lettersoorten onderscheidt, gerustelijk aan. Slechts hier en daar scheen hem eene vraag of een gezegde nog wel iets te hoog voor jonge kinderen, zoo als, b.v., op bl. 7 de vraag: ‘Waarom zijn de dagen niet allen even lang?’ - en op bl. 15 het gezegde omtrent Louwmaand.
No. 3. De gunstige ontvangst van het Eerste Stukje der ‘Aanleiding tot het praktisch Rekenen’, dat nu ten vierdenmale, verbeterd en vermeerderd, is herdrukt, deed Rec. met vooringenomenheid de aangekondigde vier Nommers opvatten; want een vierde druk is, bij het groot aantal van zulke werkjes, inderdaad merkwaardig. Zijne goede verwachting werd ook niet teleurgesteld, ten minste in zoo ver hij dit werk van den Heer van sandwijk beschouwde als een élémentair leerboek voor de leerlingen eener Stads-Burgerschool, die door den beperkten tijd van hun schoolgaan een eenvoudig, doch zoo veel mogelijk volledig begrip van de eerste gronden der lagere rekenkunde behooren te ontvangen. Voor de eigenlijke volksschool dus acht Rec. dit stel rekenboekjes eene uitmuntende bijdrage. Alleen vindt hij de wijze waarop de Heer v.s. den regel van drieën blijft bewerken, niet op de hoogte van den tegenwoordigen tijd, en hij kan niet gelooven dat de