een kort Slotwoord dienen moet, om aan te wijzen, dat het leven der Christenen in al deze opzigten een beeld, een afdruk moet zijn van christus' leven op aarde. Wij zien daarin eene zwakke poging, om eenheid te brengen in de verscheidenheid der stof, en ontkennen niet, dat hier zekere eenheid te bespeuren is, zonder daarom te beweren dat zij het boek in alle zijne deelen streng beheerschen zou. Er is dan ook, zoo wij meenen, eenige verschoonlijke grootspraak in het zeggen, dat, enkele reeds elders geplaatste ‘stukjens’, hier opgenomen, ‘aanmerkelijk gewijzigd en dus gestempeld’ zijn, ‘dat de eenheid ongeschonden bewaard bleef’.
Maar wat vindt men dan toch wel in dezen bundel? vraagt gij. Een vlugtig overzigt moge die vraag beantwoorden.
Onder persoonlijk leven treft ge een stukje aan met het opschrift: uw Vader weet wat gij van noode hebt, dat wij met veel genoegen gelezen hebben: meer echter om den Evangelischen toon, die er in heerscht, dan om de kracht der bewijzen, die er in aangevoerd worden; en een ander, getiteld: hoe de Bijbel het sterven afteekent, dat slechts het sterven van mozes op Nebo beschrijft en ons in zoo verre heeft teleurgesteld. - Onder huiselijk leven wordt u het eerste gebedjen van de ridders oudsten lieveling warm geteekend, zoodat 't elk wèlgeplaatste ouderhart goed doet; en in een dag, met een welkomen gast doorgebragt, wordt u beschreven, waarin de eigenlijke wellevendheid, d.i. de kunst om wèl te leven, bestaat. Er komt daarin veel waars voor, dat algemeene behartiging verdient, ofschoon de personificatie der wellevendheid, hoe wèlgeslaagd ook, ons toch niet in allen deele bevredigd heeft. - Onder openlijk leven vindt gij eene Utopiaansche kermisvoorstelling, gestoffeerd met de Engelsche fabel van de oude huisklok, die hier uit de brieven aan erastus is overgenomen. De voorstelling is niet onaardig, maar toch hier en daar een weinig onnatuurlijk en zwak. Zij moet dienen, om het regte gebruik van den korten en vlugtigen levenstijd aan te bevelen. Wat een arm dorp verrijken kan verhaalt de philanthropische werkzaamheid van den Predikant te Schönefeld, nabij Leipzig, in 1847 en later, die waardig is gekend en nagevolgd te worden. Op straat bevat allerlei schertsende en ernstige aanteekeningen van een groven diamantslijper, waaruit heel wat te leeren is, en bedelarijwering geeft verslag