schenen, dat men vragen mag: of het wel noodig was nog eene nieuwe uit te geven? De Algemeene Geschiedenis van j. von muller, en het Handboek van de Geschiedenis der Oude Staten, van heeren, zijn zoo voortreffelijk in hunne soort, dat zij voor de studie der historie onmisbaar genoemd mogen worden. Dit is ook het geval met het zoo volledige Handboek der Algemeene Geschiedenis van schmidt, hetwelk echter, misschien wel om zijne degelijkheid, geen grooten opgang schijnt gemaakt te hebben. Van de oorspronkelijke Algemeene Geschiedenissen noemen wij die van dorn seiffen, bosscha, pol, engelen, en de meer uitvoerige Oude Geschiedenis van riedel, waarvan te gelijk eene verkorting het licht zag. Voor de historische studie zijn er in onze taal dus werken in overvloed voorhanden, die, al hebben zij niet allen dezelfde waarde, toch méér dan voldoende zijn om met de feiten der Oude, Middeleeuwsche en Nieuwere Historie bekend te doen worden.
Een geschiedkundig werk waaraan nog behoefte bestaat, zou zulk een algemeen overzigt der wereldhistorie zijn, waarin met breede en fiksche trekken de lotgevallen des menschdoms geschetst worden, met betrekking tot deszelfs voortgang in beschaving, in kunsten, in wetenschappen en in godsdienstige en zedelijke ontwikkeling. Zulk een overzigt zou niet uit staatkundige en wijsgeerige redeneringen moeten bestaan, maar uit eene kernachtige keus der gebeurtenissen, die het groote vraagstuk van de bestemming der menschheid op aarde in een helder daglicht plaatsen, en het zou tevens aldus ingerigt moeten zijn, dat het eene Handleiding ware voor verder onderzoek, terwijl het de slotsommen bevatte van de vroegere historische nasporingen.
In dat opzigt laten de Algemeene Geschiedenissen die hier in de laatste jaren zijn geschreven, nog veel te wenschen over, en schijnen zij, in plaats van het resultaat van oorspronkelijke navorschingen te bevatten, aan elkander te zijn ontleend, of uit eenig buitenlandsch werk te zijn overgenomen. De onderzoekingen der geschiedvorschers, zoo als die van niebuhr, waschmuth, hüllmann, rehuc, guizot, augustin thierry, enz. zijn hier nog als ongebruikt; terwijl zij dienen konden om de voordragt van het begrip der feiten en van het karakter der volken en tijden boven die der Schrijvers van de achttiende eeuw te verheffen.