Klassisch Woordenboek, bewerkt door Dr. W. Hecker. 1ste Aflevering. Te Amsterdam, bij P.N. van Kampen. 1853. In 12mo. 120 bl. f :-90.
Onze grootvaders en overgrootvaders - om niet hooger op te klimmen - behielpen zich op de Latijnsche Scholen met de Woordenboeken van hoogstraten en pitiscus, of wel met de Aanteekeningen van minellius en farnabius, om de oude klassieke Schrijvers te verstaan, en gebruikten in hunne woningen de dikke Kwartijnen van stephanus, loydius en anderen. Toen frieseman en scheller in plaats van hoogstraten en pitiscus, en de Bipontijnsche en Stereotype uitgaven in plaats van minellius en farnabius en de edities in usum Delphini werden ingevoerd, begon men de noodzakelijkheid van een historisch-mythologisch en antiquarisch Woordenboek te gevoelen, en hermannus bosscha schreef zijne Bibliotheca Classica, waarvan, in 1825, te Deventer eene derde, verbeterde uitgaaf verscheen. Ook dit werk, hoe veel beter ook dan de vorige, is verouderd. Groot en helder toch is het licht dat ook in de laatste jaren over deze vakken opging, en algemeen was de wensch, zoo van meesters als leerlingen, dat een kundig man de hand op nieuw aan den ploeg mogt slaan, en een Woordenboek bewerken, dat op de tegenwoordige hoogte der wetenschap stond. Dr. hecker heeft die begeerte beginnen te vervullen. De aanvang van zijn werk ligt voor ons, en wij mogen het niet ontveinzen dat dit begin ons naar het vervolg en einde doet verlangen. Het is kort en zakelijk, duidelijk en naauwkeurig, zonder die aanteekeningen onder elk woord, welke het werk van bosscha kostbaar maken en den leerling, voor wien toch die arbeid bestemd is, niet nutten. Wij keuren ook het denkbeeld goed, niet in het Latijn, maar in het
Nederduitsch te schrijven. Nu toch kan het ook den beoefenaar der Geschiedenis en Oudheidkunde dienen, die zich niet op de oude talen heeft toegelegd, terwijl de Dichter, wijl er de uitspraak der woorden, de kortheid of lengte der syllaben in wordt vermeld, het naauwelijks missen kan.
Tot proeven van de bewerking geven wij: