terhoudender door wordt. Vóór de dwaze moeder hare kinderen aan hare broeder en zuster overlaat, strooit zij eerst nog de zaden van wantrouwen en vrees in de kinderlijke harten. Zij is zéker, dat haar afgod van zijn troon zal genomen worden, ja, dat men zijne edele eigenschappen ligt als ondeugden straffen zal; en nu laat zij ellen de gelofte afleggen, van alle straf zoo veel mogelijk van den broeder af te weren en hem alle leed te verzachten. Het miskende kind, verrukt van met zoo veel vertrouwen begunstigd te worden, belooft, en ontvangt daarop eenige haar anders vreemde liefdeblijken harer moeder, die in haar overspannen zieltje diepe indrukken achterlaten en kracht geven aan de belofte - en zij doet de keuze van de grootste zelfverzaking voor haren broeder, dien zij-zelve ook ongemeen lief heeft. Uit
deze verhouding wordt een leven vol miskenning geboren, bij het gebruik en misbruik, dat de eigenbatige, loszinnige eduard van de edelmoedigheid zijner zuster maakt, tot dat ten laatste haar lijden en vernedering om zijnentwil zóó hoog gaat, dat het hem bekend wordt, treft, beschaamt en verteedert. Het lijden der arme ellen is aandoenlijk, het beeld der wijze moeder voorbeeldig, en het geheel kan bij Nederlandsche moeders niet alleen, maar ook voor broeders en zusters leerzaam en nuttig zijn; zoo zij smaak hebben om huiselijke tafereelen te lezen, die in de kleinigheden des dagelijkschen levens geschetst zijn - doch niet met de pen eener bremer. De Engelsche dames zijn altijd langwijlig, en het Eerste Deel van een Engelschen roman altijd taai. 't Is of men niet op gang kan komen. Zoo is het ook hier. Het Eerste Deel is vol koude gesprekken - en Engelsche kinderen uit de boeken zijn magtig philosophisch en pedant. De Hemel beware de ‘Hollandsche jongens’! Hier en daar stoot men op zonderlinge uitdrukkingen, die chonia, zijns ondanks, moeten zijn ontsnapt. Het vignet is weinig geschikt om tot lezen uit te lokken. De kwijnende figuur en négligé, die meer vóór den stoel dan er op schijnt te zitten, ziet er niet opwekkend uit. Wij wenschen intusschen dit boek in handen van alle dwaze moeders en egoïstische broeders, terwijl ook goede moeders en goede broeders er nog wel een wenk en woord in kunnen aantreffen dat hun tot nut kan zijn.