zaken niet zwaarder te schatten dan zij zijn. - Olivier cromwells gebed vóór den maaltijd was gewoonlijk: “Sommigen hebben spijs, maar kunnen niet eten; anderen kunnen eten, maar hebben geene spijs; ik heb beiden: de Heer zij geloofd!” - Toen Dr. chalmers het ouderlijk huis verliet, viel het scheiden hem zoo zwaar, dat hij, om langer naar de zijnen te kunnen zien, ten achterste voren (?) op zijn paard ging zitten. Niet alleen had dit het gewenscht gevolg, maar het was ook oorzaak, dat hij in zeer opgeruimde stemming aftrok, daar zijne houding iedereen, en hem-zelven niet het minst, deed lagchen. - Ik gebruik mijn zondag altijd om mijne rekeningen op te maken, zeî een spotter tot een geestelijke. Gij zult ondervinden, Mijnheer! hernam deze, dat de dag des oordeels juist op dezelfde wijze wordt doorgebragt. - Toen men so-crates vroeg: wat men wint door te liegen, antwoordde deze: niet geloofd te worden wanneer men waarheid spreekt. - De Hindoes vergelijken een slecht bestuur bij iemand die op zijn hoofd tracht te wandelen en met zijne voeten te denken. - Sidney smith zegt, dat er drie dingen zijn, die iedereen meent te kunnen doen, een klein stuk land bebouwen, een chais sturen, en een artikel in een maandwerk schrijven. - Rousseau, de meest gevoelige Schrijver, zond al zijne vijf kinderen, zoodra zij ter wereld kwamen, naar het vondelings-huis, en nam alle voorzorgen om nooit als hun vader bekend te worden. - Voltaire gaf de volgende definitie van een geneeskundige: Hij is een ongelukkig man, van wien men elken dag het wonder verwacht om de gezondheid met de onmatigheid te verzoenen. - Toen men plutarchus vroeg: waarom hij in zijne geboortestad bleef wonen, nu die zoo klein en onbeduidend geworden was, antwoordde hij: Ik blijf opdat zij niet nóg geringer worde. -
De geestelijken, zeide napoleon eens, beschouwen deze wereld als eene diligence, waarin zij naar eene andere wereld reizen. - Een verstandig man kan somtijds in verlegenheid zijn hoe een gesprek te beginnen, maar een dwaas weet nooit te eindigen.’