| |
De Vrouw, om en in de Pastorie. Door Pauline B. Te Amsterdam, bij Johannes van der Hey en Zoon. 1853. In gr. 8vo. 356 bl. f 3-80.
Van het genoegen en nut dat de Pastorie van Mastland heeft gegeven en nog bij voortduring geeft, is reeds zoo vaak gesproken, dat het overbodig zou zijn den lof van dat uitmuntend werk nog te vermeerderen. Maar dat in zijne soort éénige boek heeft ook eene minder aangename uitwerking: het is de navolgingsmanie die bij zoo velen ontstaan, maar bij allen geheel of ten deele mislukt is. Toen wij de Vrouw, om en in de Pastorie in handen kregen, zeiden we onwillekeurig: Schrij- | |
| |
ver van Mastland! weder eene die u heeft willen volgen; als het mislukt is hebt gij 't op uwe eonsciëntie, en nieuwe stof er bij om u te ergeren! Het uitwendige intusschen maakte een gunstigen indruk: papier, druk en Uitgever deden ons denken aan het voortreffelijk Amsterdamsche Maandschrift voor beschaafde Christenen; ook het vignet is levendig en vrij goed op blommer's steendrukkerij uitgevoerd. De titel echter deed ons reeds vreezen, dat wij de vrouw meer om dan in de pastorie zouden ontmoeten; dat om met opzet voorop was geplaatst; dat wij haar dus meer zouden ontmoeten waar zij niet, dan waar zij wèl behoorde. Wij vreesden in pauline b. meer eene vrouw van den huize dan wel eene huisvrouw te zullen vinden. En hoe werd die vrees bewaarheid! Immers die pauline, die voor een model van eene predikantsvrouw wil doorgaan, treedt niet alleen telkens uit haren werkkring en in dien van haren man, maar matigt zich ook oneindig meer aan dan eenen predikant of eener predikantsvrouw voegt; méér ook dan anderen dulden zouden. De Schrijfster treedt gestadig op den voorgrond en is blijkbaar met zich-zelve ingenomen; zij verheft zich hemelhoog, vooral wegens hare schranderheid, taet, Godsdienstig gevoel, enz. Ook hare nederigheid roemt
zij, zeggende: te willen zijn wat eene dominé's vrouw wezen moet: ‘dienares der dienaressen’. Intusschen blijkt het den lezer spoedig, dat die verklaring in haren mond eene beteekenis heeft als die van gregorius I, die zeide als Paus servus servorum, knecht der knechten, te zijn, maar om die zoo diepe verootmoediging verdiende dominus dominorum, heer der heeren, te wezen. Alles kan zij, alles pakt zij aan, zij trekt overal en naar een ieder heen, en waar zij verschijnt daar verdwijnen bijgeloof en ongeloof, luiheid, twist, allerlei zonde en ondeugden. Alles onderneemt zij, en al wat zij onderneemt gelukt haar. In alles en op allen behaalt zij eene even glansrijke als spoedige overwinning; zij heeft de geheimzinnige gave om terstond te roeren, te treffen, te overtuigen. Eenige van hare daden, die zij vermeldt, deelen wij tot proeve mede. Een aan den drank verslaafden luitenant doet zij den drank verfoeijen; - tusschen twee dorpspartijen brengt zij verzoening te weeg; - zij brengt eenen waanzinnigen dweeper te regt; - zij weet te bewerken dat er een orgel in de kerk komt; - daaruit ontstane vijandschap ruimt zij spoedig door eene list uit den weg; - | |
| |
smaak voor muzijk- en zang-oefening brengt zij onder de dorpelingen; - verzoening weet zij onder de Ring-predikanten te bewerken; - eene aan den drank verslaafde vrouw en moeder brengt zij tot inkeer; - zij rigt eene bewaarschool op, waarover zij zich hoogelijk doet prijzen door dorpelingen en vreemdelingen; - bijgeloovige vrouwen geneest zij van het bijgeloof; - armen brengt zij aan het leeren en lezen; - allerlei winteravond-vermaken voert zij in; - een zedeloos lid der Gemeente wordt door haar aan Kerk en Maatschappij teruggegeven; - oneenigheid over eene armenbank, hoe hoog ook geloopen, doet zij ophouden; - geschillen over plaatsen in de kerk legt zij bij: niet haar man, maar zij overlegt daartoe met de
Kerkvisitatoren; - allerlei andere Kerkezaken brengt zij in orde; - een ligtzinnigen matroos brengt zij met één woord tot inkeer; - een man dien men tot de Roomsch-Katholieke Kerk poogde over te halen en die reeds weifelde, doet zij zijne dwaling inzien en bewaart hem voor afval; - eene menigte menschen van allerlei rang worden door haar tot bijbellezen, godsdienst en geloof gebragt; - eene door het onweder van alles beroofde Roomsche weduwe wordt door haar op verzoek van den pastoor verzorgd; - eene zelfmoordenares (in het leven teruggeroepen) wordt óók door haar tot geloof en onderwerping gebragt, waarop een gelukkig huwelijk met eenen makelaar volgt. Pauline speelt ook dáár weder de hoofdrol: zij bestuurt daar álles, inzonderheid de partijen en volksfeesten, die zij vernuftig uitdenkt, en uitvoert tot aller genoegen en verwondering. Ook bij den Burgemeester regelt zij doopmaal en doopfeest, als of zij te huis ware; zoo mede bij den Doctor 't verlovingsfeest zijner dochter. Eveneens is de dominé'svrouw vooraan bij kermissen, paaschbruidjes, Gilden, St. Nikolaas, enz. Een regt ouderwets avontuur geeft haar weder veel drokte. Een schatrijk Utrechtsch echtpaar komt onverwacht op het dorp, om de goederen die 't daar bezit te laten bezigtigen door zijne kinderen; de paarden raken bij het dorp op hol, het rijtuig breekt, er hebben kleine kneuzingen bij plaats - de dominé'svrouw loopt, snel als een haas, van de strijktafel om dáár te redderen: zij neemt de vreemdelingen in de pastorij op, verpleegt ze, en laat die rijken uit dankbaarheid veel geld geven voor de dorpelingen; - zij legt daarvoor mede een Joodsch feest aan; zangwedstrijden, enz., álles doet zij uit dat ongeval geheel gezocht voortkomen. - In
| |
| |
de Gemeente brengt zij nog vele zaken en personen in één oogenblik te regt; onder anderen eenen man die vóór het uitspreken van den zegen de kerk uitging; - eene jufvrouw, uit Deventer, die geene Gezangen wilde zingen; - eene vrouw die den dominé verkettert over zijne Triniteits-leer; - anderen, die verstoord zijn over Avondmaals- en Doopsbediening; - eenen gepensioneerde die steeds een half uur te laat in de kerk kwam, enz. - Vervolgens weet zij de zangkunst in de Gemeente te verheffen door zangscholen en eenen nieuwen voorzanger. - Ook in de dorps-school verschijnt zij; haar invloed en gezag bij onderwijzers en kinderen zijn schier onbeperkt. - Een oogstfeest stelt zij in. - Bij het doen van belijdenis van jonge meisjes is pauline natuurlijk weder tegenwoordig; zij weet ongemerkt de jonge aannemelingen in het antwoorden op den weg te helpen, en maakt diepen indruk, oneindig meer dan haar man die de heilige handeling bestuurt. - Eene vloekster brengt zij tot inkeer; - nog eenen ongeloovige tot het geloof; - eene kwaadspreekster verbetert zich door haar; - dierenplagers doet zij de dieren beter behandelen, enz. Doch genoeg hier en daar uit den loop des boeks medegedeeld, om eenig denkbeeld van dien eigenwaan te geven. - Méér ergernis geven nog die menigte uitdrukkingen waarin zij zich over al hare wonderdaden laat prijzen. Na eens weder, op hare wijze, zeer bij de hand geweest te zijn, zegt zij, met niet geringe zelfvoldoening (bl. 11): ‘zie, pauline! (zeide ik tot mij zelve), zoo moet eene dominé'svrouw gevat wezen, om alle aanleiding tot oneenigheid dadelijk te verbannen’. Bl. 79 noemt haar man haar ‘ééne uit duizend’. Bl. 84: ‘een der heeren verhief zich: Mevrouw is onze columbus met zijn ei. Toen niemand aan de gansche tafel zijn ei kon doen staan, duwde hij het er hard
op, en het stond. O, dit hadden wij allen kunnen doen! Welnu, doet het dan maar. Juist zoo gaat het ons hier. Waarom riepen wij niet dadelijk: eene nieuwe lijst maar! Maar wij zaten te muffen, als of we wilden gaan brommen’. Bl. 249 laat ze haren man zeggen: ‘pauline! nu ziet ge er bekoorlijk uit’. Bl. 285 schrijft de eene vriendin aan de andere - welke brief pauline zeker in de handen is gekomen -: ‘die dominé, vooral zijne vrouw blijven mij eeuwig gedenkwaardig. Wat gaf zij zich met ons eene moeite, om ons goede beginsels in te planten en ons ligchaam rein te
| |
| |
bewaren! Hoe gelukkig is helmine met zoodanig eene moeder! - - - En de goede, vlugge, wijze mevrouw, niet waar? zij kwam ons vóór de Katechisatie de les goed overhooren en nader uitleggen. Wat was ze blij, als we een goed antwoord gaven! Die handdruk van goedkeuring, voelt gij dien nog niet, lieve vriendin? De zoete herdenking er aan doet mij nu nog een traan in het oog zwellen. - - - Aan haar (de dominé's-vrouw) hebben wij grootendeels zoodanige ledematenbevestiging te danken. Eens en tweemaal, toen andere nieuwe leden dominé voor soortgelijke bevestiging kwamen dankzeggen, wees hij op zijne vrouw, met de woorden: aan haar meer dan aan mij; zij vond het uit, ik heb er maar wat aan gewijzigd. - O, vriendin! hoe lief moeten wij haar hebben dat zij zoo wijs, zoo vroom was.’ - Eenen brief van hare moeder deelt zij mede, waarin die moeder pauline eene kleine salomo en eene halve alexander (de Groote) noemt. Geen wonder, dat zij ook in alles haren man leidt, en raadt in datgene wat zij-zelve niet kan doen, want het pastorale werk schijnt de man geheel aan de vrouw over te laten. Zelve verklaart zij (bl. 103): ‘het vrouwtje in de pastorie blaze haren gemaal dikwijls in de ooren: Lievert! houd veel, en veel gelegenheidspreken. Eene gelegenheids-preek is het a b c der overtuiging’; bl. 105: ‘boven alle vrouwen zij de predikantsvrouw: profetes, priesteres, koningin!’ - De preken en preekwijze van haren man moeten bij de volmaakte vrouw eene scherpe kritiek ondergaan. Den eersten keer toen haar man doopte beviel haar de tekst niet; daarom is zij dien ook reeds vergeten. De preek-zelve, ja, die was nog al naar haren smaak. Maar geheel ongemoeid had zij den goeden man niet kunnen laten; men oordeele slechts (bl. 24): ‘ik had hem verzocht, dat hij mij het oude Doopformulier geheel zou voorlezen, hoewel ik
het eenige keeren had ingezien, om naauwkeurig te weten, wat ik als doopgetuige moest beloven. Trouwens men mag niets op zich nemen, zonder het vooraf wèl te verstaan. De geheele voorlezing van dat Formulier was gepast voor mijnen man, als het waarheid is, dat het voor eerstbeginnenden werd opgesteld. Er komen wel uitdrukkingen in voor, die beter konden wezen; maar’ (en hier komt weder eene mooije logische redenering) ‘komt aan, heeren van de school! voorstanders van nieuwigheden, en verbeteraars van het oude!
| |
| |
komt, vervaardigt een Doopformulier, waar niets op af te dingen valt! Zoolang door geen menschenkind een volmaakt werk kan geleverd worden, zal men zich met uw, of met eens anders gebrekkelijk stuk behelpen moeten. En onder de roos gezegd, mijn wijze gemaal hunkerde ook naar nieuwe formuliertjes; ik vreesde, dat hij met mij eene nieuwigheid beginnen zoude; en daar ik wist, dat zulks aan het gros der Gemeente geenszins zou behagen, kwam ik hem voor. Men zoude al zeer ligt gezegd hebben: ziet dat nufje! omdat het dominé's-vrouw en petemoei is geworden, moet manlief wat nieuws uitvinden; van die bemoeial zullen we wel wat last hebben! - - - Hij las het (Doopformulier) voor, naar kunst en naar eisch, voegde er hier en daar een woordje tot verklaring in, en verwierf den lof: zoo mooi hoorden wij het nooit! Zoo voelt men, wat er in zit. Nu begrijpen we, waarom onze brave voorouders er zoo veel mede op hadden.’
‘Ook ik werd er diep door getroffen, niet alleen omdat eene predikantsvrouw in alle gewigtige zaken toonen moet gevoelig te zijn (!!), maar ook door de indrukmakende voorlezing, zoodat ik mij niet bedwingen konde, en mijn ja enkel door eene buiging aanduiden, maar zelfs den klank er van moest ik doen hooren. Men zeide later algemeen: “zoo iets hebben wij nog nooit bijgewoond, zoo moest het altoos wezen!” en over dat ja werd ik nog langen tijd geprezen.’ (IJdele vrouw!)
Het is natuurlijk, dat eene vrouw die zich zoo met het dienstwerk van haren man bemoeit, ook wel op zijne studeerkamer zal redderen. Hooren wij haar-zelve: ‘Nu zijn we op de geleerdheidskamer. Manlief roept: “Studentenkoor, het lijkt wel, niet waar?” Die geleerde lui! Het ruikt hier naar de stof. Om de maand mag men nog naauwelijks vegen, en dan moet het nog steelsgewijze geschieden. Pater zegt: de geleerdsten zijn het morsigste. Maar dan zijn ze juist het tegenovergestelde van hetgeen ze zijn, want geleerdheid is zoo schoon, zoo rein! Iets heb ik op de studeerkamer veranderd, eerst onder een brommertje van mijnen baas, thans galmt hij het uit: gemak, gemak. Wel te verstaan hij had zijne boeken in kasten, twee rijen achter elkander, en dan nog dwars over elkander, het was een wirrewar! Ik ging ook al eens snuffelen, maar dán kon ik het tweede, nu het eerste deel niet vinden - dit gelden tijdverlies met verlies van vrolijken luim, het mogt immers
| |
| |
niet langer? Een mooi praatje, een fraai uitlegje, en - ik won! Ik mogt langs al de muren planken laten slaan, met de boeken alle maar op ééne rij. Nu behoeft men niet te zoeken. In dat vak staan de godgeleerde werken, daar de wijsgeerige, ginds de zedekundige, hier de natuurkundige, en er naast romans en poëzij; die hoek draagt zoo wat rommel, en deze planken bevatten historiën, reisbeschrijvingen; hier is eene plank voor mij, en er onder voor de kinderen (d.i. voor de boeken van jufvrouw en kroost, die anders op vaders studeerkamer minder voegen.)’ - Geheel eenig is pauline b. ook in het nemen van voorzorg-maatregelen tegen mogelijke ongelukken. Zij schrijft toch (bl. 108): ‘Allen slapen we boven. Dit is niet alleen gezonder dan beneden, maar ook veiliger. Boven zijn de dieven niet zoo terstond bij u, boven is het ook rustiger. Wij sluiten de trapdeur vast, bewaren ons beste goedje boven, en dreigt ons eenig onheil, het touw van de klok op het dak hangt in onze slaapkamer; niet aan het bed, want men heeft voorbeelden, dat de bliksem langs een klokkezeel afdaalde. Dan heb ik nog, ziet maar, op zijn scheeps, eene ladder van touw doen maken, aan eenen haak in de kamer vastgemaakt, en die dan tot op den grond nederhangt: op- en afklimmen is alzoo niet moeijelijk. En als ik of mijne kinderen eens onverhoeds uit het venster moesten, ziet, dan heb ik deze parachûte of valscherm laten maken, om zonder gevaar het venster uit naar beneden te kunnen zakken. Bovendien is op elke slaapkamer een trekker aan dezelfde bel voor alle bovenkamers: zoodra men deze bel hoort, moet iedereen opvliegen.’ - Ook de andere mededeelingen over hare huishouding zijn weinig belangrijk, zoo als de inrigting van zolder en kelder, haar afkeer van koper, hare vóórliefde voor water enz. Een staaltje er van deelen wij nog mede (bl. 112): Vóór dat wij ons zoet watertje
met het geboterd sneedje gebruiken, regel ik keuken-, huis-, tuinwerk, loop met man en maag den hof op en neêr (ik heb het geluk, dat het bovenste gedeelte zestien voet hooger is, dan het laagste), zoo verkrijg ik lucht, bloed, kracht, alles versch. O des morgens vroeg buiten, dan geniet men gelijk adam in zijne eerste dagen met zijne eva genoot, men is in het paradijs! Maar ten negen, om elf ure, ach dan nadert slangsgewijze de afleiding, de misleiding, de verleiding, en we zijn in het paradijs verloren!
‘Ieder onzer doet voorts zijne taak tot elf ure; ik breng
| |
| |
mijnen man drie, versche, ongekookte eijeren: twee voor hem, één voor mij, die wij uitslorpen, met gratie. Een elf uurtje bij ons, tot onder nul.’ - De mededeelingen (bl. 255-258) over het waterdrinken van predikanten op den predikstoel zijn verregaand onwaarschijnlijk en onkiesch; hare redenering daarover deed ons vreezen, dat die pauline b. op dat punt eene manie heeft. - Vreemde woorden en onaangename uitdrukkingen vindt men er vele, zoo als: wanvormig, menschje, eetfabriek, inbeuren (voor beuren of ontvangen), zuiperij, mijn vreedzame man had slaap noch gaap, enz.
Wij meenen ons afkeurend oordeel over dit werk hiermede genoegzaam gestaafd te hebben; ontbraken lust en ruimte ons niet, wij zouden er nog veel, vooral van hare ten eenemale onnatuurlijke voorbereiding tot den dood, kunnen bijvoegen. Een boek in dat genre zoo vol eigenwaan en laffe zelfverheffing, met zoo weinig degelijks hebben we in jaren niet gelezen. - Gelukkig is eene dominé'svrouw als pauline b. eene uitzondering. Zij is op verre na geene type van eene solide Hollandsche dominé'svrouw, die nederig van harte stil in den lande leeft, en slechts dáár eene hulpe voor den man in de Gemeente is waar hij hulpe noodig heeft, en die geene begeerte heeft om den herderstaf van den man in de handen te nemen. De waarlijk verstandige en gemoedelijke predikantsvrouw kent ook beter dan pauline b. de moeiten die de predikant in zijn ambt schier dagelijks ondervindt; zij waagt het niet om zich met allerlei Kerkelijke zaken in te laten.
Wij eindigen met de verklaring: dat wij geheel instemmen met hetgeen de Schrijfster op bl. 57 zegt; ‘helaas! helaas! er zijn vrouwen, die soms gecommandeerd moeten worden’. - Ja, het is zoo, en onder die vrouwen behoort ook pauline b. Haar man commandere haar de pen neder te leggen en met vernieuwden moed de breikous op te vatten, hare huishouding in orde te houden, te leven voor haren man en hare kinderen, en door hare huiselijkheid inderdaad een voorbeeld te worden voor andere vrouwen.
†-. |
|