| |
Handboek voor de kennis van Rusland. Ten dienste van Handelaren, Onderwijzers, Beoefenaren van Land- en Volkenkunde, en voorts van elken beschaafden lezer, door H. Dijkema; ook onder den titel van: Rusland geschetst zoo als het is, naar eigen aanschouwing, door H. Dijkema. (Derde en laatste Deel der Reizen naar, in en door Rusland.) Te Groningen, bij K. de Waard. 1853. In gr. 8vo. XII en 440 bl. f 3-90.
In eenen tijd waarin dagelijks ieder met angstige bezorgd- | |
| |
heid naar de Couranten grijpt, om te zien hoe 't gaat met den oorlog tusschen de groote Westersche Mogendheden en Rusland, is de begeerte natuurlijk om kennis te maken met het geschrift van een ooggetuige, die van Ruslands toestand, hulpbronnen, en krijgswezen wat zal kunnen vertellen. Is die ooggetuige een landgenoot, op wiens onpartijdigheid wij meenen te kunnen rekenen, dan is zijn werk dubbel welkom. Als zoodanig beschouwden wij het ‘Handboek voor de kennis van Rusland’ van den Heer dijkema, en wij hebben 't met bijzonder genoegen gelezen. Nu eens geeft hij statistieke berigten over het Russische Rijk, dan weder bijzonderheden over de Landhuishouding, - het eigenlijke vak van den Schrijver, - doch verzuimt niet dit af te wisselen met levendige tafereelen van de zeden en gebruiken der verschillende standen van de maatschappij, waardoor hij aanschouwelijke beelden voorstelt van het leven van den adel, en der lijfeigenen, en van de buitenlandsche directeurs der uitgestrekte goederen van de Russische edellieden in de Steppen, en van de vreemde kolonisten, en andere buitenlanders die in het uitgestrekte Rijk fortuin zijn komen zoeken.
Volgens den titel hebben wij nu vóór ons het Derde Deel van des Heeren dijkema's Reizen naar, in en door Rusland. Het Eerste Deel, getiteld: ‘Aanteekeningen gehouden op eene Reis naar Sint Petersburg’, kwam reeds in 1845 in het licht, en vier jaren later, als Tweede Deel, de ‘Winterreis door Rusland’. De Schrijver, een Groningsche Landhuishoudkundige, ging naar Rusland om op de goederen van den Graaf van heiden (zoo wij meenen Russisch Admiraal doch geboren Nederlander, en verwant aan den Graaf van heiden die Lid van de Staten-Generaal is), het eene met 47, het andere met 26 boeren huisgezinnen, de misslagen of verkeerdheden te onderzoeken, en de inrigting der werkzaamheden op beteren voet te brengen. - Dáár bleef hij, naar het schijnt, anderhalf jaar. Door de Oostzee was hij naar Rusland gekomen, en door de Zwarte Zee keerde hij terug.
Over de land- en zeemagt van het Russische Rijk kan men eenige opgaven vinden op bl. 332 en volgg.; ook over Ruslands politiek verneemt men belangrijke zaken. Men zie, onder anderen, hoe het spioneren in het buitenland tot een stelsel is gebragt. Op bl. 385 leest men deswege: ‘Uit een en ander
| |
| |
blijkt alzoo dat het Petersburger Kabinet van alles onderrigt is wat er in geheel de beschaafde wereld op het gebied der staatkunde omgaat. Het kan alzoo vóóruit maatregelen beramen voor 't bereiken van zekere oogmerken, en op sommige zaken een' invloed uitoefenen, waarvan de politiek van geheel Europa den oorsprong noch het oogmerk weet op te sporen; alles wat men weet, is: men ziet de verschijnsels, en besluit daaruit natuurlijk tot eene werkende oorzaak, maar die is geheel verborgen. Zeer onlangs nog vertoonde de fijn geslepene politiek van Rusland zich weder zegevierend in de bekende Turksche leening-kwestie, die reeds vormelijk was gesloten, maar (waarvan) de ratificatie door den Sultan geweigerd (werd). Rusland bood schatten van zijne zilverroebels aan, en de politiek der daarbij betrokkene Natiën werd door die van den Russischen adelaar overvleugeld.’
Zeer veel belangrijks vindt men over de paardenfokkerij, over de steppenpaarden, de paardenmarkten, waar duizenden paarden worden verhandeld (op de markt te Charkow worden tot 500,000 stuks aangevoerd), alsmede over de schapenfokkerij, terwijl voor de veredeling van paarden en schapen groote sommen door de aanzienlijke grondbezitters worden uitgegeven. Graaf razumofski bezat niet minder dan 60,000 merinos-schapen. Ook Cashmir-geiten worden in Rusland aangekweekt; zoodat de lakenweverij en de fabrikaadje van fraaije shawls op eene uitgestrekte schaal worden gedreven. Dat er groote wolmarkten worden gevonden, behoeft geene herinnering. Er zijn er waar tot ongeveer vijf miljoen Ned. pond wol wordt verhandeld. Zoo kolossaal is bijna alles in Rusland!
Eene beschrijving van de Steppen in het algemeen levert de Schrijver reeds in den aanvang van het boekdeel. Die maagdelijke bodem lijdt veel wegens gebrek aan water, en van daar is het dat op de Hooge Steppen boom noch struik wordt gevonden. Na de dooi van het dikke sneeuwkleed is de groeikracht groot, doch het water graaft zich niet zelden diepe geulen, door welke het verwoestend heenstroomt. Maar hooren wij hoe de Heer dijkema de steppenbewoners beschrijft op eene kermis te Bachmuth bijeengekomen; 't zijn:
Bl. 10: ‘Kermisgasten in ruige schaapspelsen gewikkeld, met dito mutsen; anderen met graauwe jassen van grof kauber, en eene muts of ook een kap, die daaraan vastgemaakt
| |
| |
is. Is de kap niet noodig, dan heeft hij de pelsmuts op, en de kap slingert hem op den rug; overvalt hem eene sneeuwbui, dan trekt hij de kap over de ooren. 't Zijn alle langgebaarde mannen met monsterstevels of bastschoenen geschoeid. Geschoeid zeg ik, want het is een schoeisel van lindeboomenbast gevlochten, en 't zijn geen korfjes, zoo als zeker Fransch Reiziger, curieus genoeg, zijnen lezers heeft opgedischt, daar hij zegt, volgens de Nederlandsche vertaling: de boeren hebben korfjes aan de voeten. Deze lieden nu behooren tot het lijfeigenras. Nog bezig met de beschouwing van deze kerels, hoort gij achter u roepen, schreeuwen en vloeken om ruim baan. 't Zijn Donsche kozakken, op vlugge paardjes gezeten, met lange zweepen of lansen gewapend: ze drijven hunne veekudden ter markt. - Ter zijde ziet gij eenige mannen in vreemden tooi; met paardenhuiden of kalfsvellen omhangen, stappen ze met deftigen tred langzaam door de menigte. Hoog van gestalte, van eene rustige houding, fier voorkomen, geschoren kin met knevelbaard, herkent gij ze reeds van verre. Dit zijn onze buren, de Tartaren uit de Nogaï-Step. Dat ze geen lijfeigenen zijn, kunt ge lezen op 't fier gelaat, waarop zelfgevoel, de teelt van vrijheid, zich afspiegelt. - Nevens hen ziet ge een vreemdeling; hij heeft de landskleeding slechts voor een gedeelte aangenomen; hij is de kolonist, een Duitsch landbouwer in de Steppen. Deze vlijtige landman is 't voorwerp van haat of verachting van allen. Ter nedergedrukt door dit leedgevoel, ziet gij hoe hij door de menigte sluipt, naar alle zijden schouwt, en op zijne wijze spekuleert. - Maar dat volk dáár: 't lijken wel half wilden? 't Is een gezelschap mannen en vrouwen, die voor de kermisgasten dansen, zingen en spelen, om de vreugde te vermeerderen. Mannen
met koolzwart, sluik nederhangend haar, zwartbruine oogen, waarvan de uitdrukking u raadselachtig is, ziet gij dáár op de balaleika (viool met drie of twee snaren) strijken; de vrouwen zingen, en de meisjes dansen; dat zijn de zoo beruchte Zigeuners of Heidens, ook al steppenbewoners. - Hier en daar zie ik een, en soms twee of drie heel voorname Heeren bij elkander; ze zijn uitgedost in kostelijke pelsen, met fraaije mutsen, overlaarzen van beerenpels, van hoedevilt, of ook galoches van gom-élastique; zij spreken Russisch, Fransch en Duitsch door elkander. Wie zijn deze? 't Zijn Russische adelijken, grondbezitters; Russische en Duitsche Directeurs van de groote landgoederen’ enz.
| |
| |
De beschrijving van het landgoed van den Generaal p., - vroeger Kommandant van Taganrog, - die zich in de Steppen had teruggetrokken, zal (bl. 21 en volg.) met belangstelling gelezen worden. Eene wandeling, na den maaltijd, daar aan huis, mogen wij onzen lezers niet onthouden. ‘Eene vrouwelijke bediende hangt de dame de sjaal om; bedienden openen eene rij tegenover elkander staande deuren, en nu houdt men eene promenade binnen 's huis, waartoe vijf vertrekken van den zijvleugel het wandelpad aanbieden. 't Meublement was prachtig, maar niet opeengestapeld. In ieder vertrek ziet men het rijkgewerkte reliquiënkastje met het Christusbeeld, de Moedermaagd of een Heilige van zilver; met een kostbaar geweven, met goud gewerkt gordijntje behangen, in den hoek der zaal tegenover de deur geplaatst. Prachtige sofa's, stoelen, tafels met bladen van het fraaije groen geaderde inlandsche marmer, met pendules, prijkten in moderne pracht op de kostelijk ingelegde vloeren. Slechts weinige schilderijen, teekeningen of familieportretten versierden de wanden. De vertrekken waren niet behangen, of met tapijten belegd, slechts één uitgezonderd; de muren waren sneeuwwit, en de gladgewrevene vloeren met verschillend gekleurd hout kunstig ingelegd. Na een half uurtje wandelens zette men zich in een kleiner vertrek op de zwellende sofa's ter ruste.’
Ten aanzien van hetgeen de Schrijver in het algemeen zegt over de natuurlijke gesteldheid van den bodem, over de Natuurvoortbrengselen, de klimatologie der verschillende gewesten, de Geschiedenis, de Nijverheid, den Handel, de Kunsten. Wetenschappen, Taal en Letterkunde, verwijzen wij naar de laatste bladzijden van het Zesde, naar het Zevende, Achtste en Negende Hoofdstuk. - Over de volks-stammen en de Godsdienstige Geloofsbelijdenissen der bevolking kunnen wij niet geheel zwijgen. - Een Duitsch dorpje, waar Doopsgezinden woonden, herinnerde d. Friesche gebruiken. Over die en andere kolonisten worden bijzonderheden medegedeeld op bl. 278 en volg. De statistiek van de bevolking der Gouvernementen, met de hoofdplaatsen en de uitgestrektheid, volgens eene Russische Aardrijksbeschrijving van het jaar 1832 (bl. 213), vergelijke men met het opgegevene omtrent de Slavonische volksstammen in en buiten Rusland, alsmede van de verschillende Kerkgenootschappen waartoe zij in Rusland behooren.
| |
| |
Van de toekomst aan Rusland beschoren, kan men zich een denkbeeld vormen, wanneer men, wat over de beschaving door het Christendom, op Rusland toegepast, wordt gezegd (bl. 289), vergelijkt met deze zinsnede (bl. 316): ‘De aangeborene geschiktheid van den Rus om aanstonds de werkstukken van anderen na te maken, vertoont zich in de duizende verscheidenheden van deze fabrikaten’. Men overwege daarbij (bl. 324): ‘Wat zullen de gevolgen zijn voor Rusland, wanneer de thans in aanbouw zijnde spoorweg zal voleindigd, en 't plan verwezenlijkt zijn, dat Rusland, door een net van spoorwegen overdekt, de afgelegenste gewesten met de zeehavens, en alzoo met geheel de buitenwereld zal hebben vereenigd? De gevolgen zullen immers onmisbaar moeten zijn, dat geen land in Europa door de ijzerbanen zóó veel zal winnen; omdat de natuurproducten in geen land van Europa zoo goedkoop zijn, en daarom op de wereldmarkten ook het meest in prijs zullen stijgen.’
Het reizen in de Steppen heeft gevaren van velerlei aard. In den winter de drieërlei sneeuwstormen, zoo als de Schrijver-zelf ondervond, toen hij, met den Graaf van heiden op weg, door den zamet overvallen werd, tijdens de koetsier het spoor in de sneeuw verloren had (bl. 30). De nacht moest te midden van den sneeuwstorm in het open veld worden doorgebragt. ‘'t Gevaar was tweeledig, namelijk, van dood te vriezen, of door wolven te worden verscheurd.’ - In het begin van den winter bij invallende vorst, en in het voorjaar bij ingevallen dooi zijn de kleiwegen en de rivieren verscheidene dagen geheel onbruikbaar. Dan blijve iedereen te huis. - De afstanden zijn vaak zoo groot, dat men den nacht in de open lucht kan doorbrengen, of zijne toevlugt moet zoeken in eene ellendige boerenherberg. - In Zuid-Rusland wordt aan het nachtverblijf in het open veld de voorkeur gegeven, uit vrees van vermoord te zullen worden. Zoo ging het onzen reiziger, toen hij, Rusland zullende verlaten, naar Kertsch zich op weg begaf. Bij de zevendaagsche reis van Nowo-Tscherkask, met een ossenwagen, waren de maatregelen van voorzorg tot beveiliging van het leven van den Heer d. niet weinig (bl. 388). (Men leest er tevens hoe sobertjes de reiziger zich moest behelpen.) Ongelukkig komt d. in eene kroeg waar een edelman, met zijne beide bedienden, was vermoord geworden. Hij
| |
| |
vernam dit eerst van zijnen voerman toen hij er reeds was. Wij durven niet afschrijven hoe hij zich uit dien gevaarlijken toestand redde, daar dit verslag anders te groot zou worden. Op zijne verdere reis had hij nog een paar ontmoetingen, waar waakzaamheid en beradenheid hem uit den nood reddeden.
Te Odessa bezocht de Heer dijkema een landgenoot, bernard van der vlies, Ingenieur van den Waterstaat, Directeur der haven van Odessa, en Ridder van verscheidene Orden. Van dezen vernemen wij hoe men in Rusland tot eer, aanzien en fortuin kan komen, en toch verre van gelukkig zijn (bl. 436). De eerbiedwaardige grijsaard lichtte de zaak toe. ‘Nooit heb ik mij laten besteken, nimmer verkeerde handelingen van mijne superieuren willen goedkeuren, noch de schurkerijen der ondergeschikten toelaten. Met zoodanig karakter is 't in Rusland voor een eerlijk man bijna niet uit te houden.’
Men heeft gezien wat men al in dit belangrijke ‘Handboek voor de kennis van Rusland’ vinden zal. Op eene onderhoudende wijze verhaalt de Schrijver wat hij gezien en waargenomen heeft, zoodat, én wat Landhuishoudkunde, én wat Landen Volkenkunde aangaat, het als eene wezenlijke aanwinst is te beschouwen. Is de stijl al eens hier of daar wat verwaarloosd, wie zal dat den bekwamen Landhuishoudkundige, die overigens met kennis van zaken spreekt en juist oordeelt, zoo hoogelijk ten kwade duiden? Wij wenschen dit werk een ruim vertier toe, wijl het dat allezins verdient. |
|