mers, dáar waar dát leven is, waar christus leeft, dáár zal het goed zijn: liefde en zegen zullen er wonen en geluk verspreiden; lust zal er zijn om te werken, moed om te strijden, sterkte in rampen en tegenspoeden. Is er Christelijk leven bij het geheele volk, wordt het onder alle rangen en standen gevonden, kan men het opmerken van de armoedige hutten af tot in de prachtige woningen der aanzienlijken, dán zal het goed zijn in den lande. Goed zal het dáár zijn, al is ook de Staats-inrigting gebrekkig, al zijn ook de wetten in strijd met de ontwikkeling; vrede en orde zullen er niet worden gestoord. - Intusschen worden de woorden: Christelijk geloof en Christelijk leven niet zelden allerschandelijkst misbruikt. Aan stellingen die lijnregt in strijd zijn met de duidelijke, eenvoudige, gezonde Evangelieleer, zelfs aan een dikwerf zeer berispelijk leven, durft men wel eens die namen te geven. Zoo is het echter niet bij Theophania. Dat werk beantwoordt aan den schoonen titel: Theophania (verschijning Gods of, in welke beteekenis het vooral bij de Kerkvaders voorkomt, verschijning van Christus). In elk stuk is 't blijkbaar, dat het doel is: Gods wil en het Evangelie van christus nader bekend te maken en ter beoefening aan te dringen, door het heerlijke der eindelijke zegepraal van deugd en geloof. Dat geschiedt door middel van kleine verhalen, novellen, anekdoten, enz. - Niet allen vinden voor zoodanige zaken dien vorm verkieselijk; sommigen zelfs keuren dien sterk af; maar wij voor ons
gelooven dat het goede onder de meest mogelijke vormen moet aangeboden worden, om het voor allen aantrekkelijk te maken. Daarom keuren wij ook den vorm van Theophania niet af, te minder omdat de heilige waarheden en voorschriften reeds in alle mogelijke kleederen gehuld zijn, en omdat het romantisch gewaad thans een mode-gewaad is bij het lezend publiek, en daarenboven reeds ontelbare malen met goed gevolg voor Godsdienst en deugd is gebezigd.
Méér dan den geest en de strekking ter sprake te brengen van zoodanig werk rekenen wij niet kiesch, tenzij men elke afdeeling afzonderlijk beoordeele. Immers, waar velen te zamen bragten tot één doel; waar, daarenboven, geen stuk is dat bepaalde afkeuring verdient, rekenen wij de afzonderlijke vermelding van enkelen onvoegzaam. - Wij willen alleen onzen lezers herinneren dat de vóór ons liggende twee Deelen van Theophania bij maandelijksche Afleveringen zijn verschenen, en hun opgave doen van den inhoud. - In het Eerste Deel vindt men: Rijnwal, door p. duys; De arme Rijke, door h.a. benit; De Nieuwjaarswensch, door olivier; Twee Neven, door p. duys; Het versmade Bloemkorfjen, door j. herman de ridder; De Stem des Heeren, door a. radijs; De oude Vrijster (eene karakterschildering), door p. duys; Catharina, door h.a. benit; De Familie Leijenberg, door olivier; Mina en hare Familie, door p. duys; Hoe het op Veldzigt ging, door h. van berkum; Vrouwelijke grootheid en edele zelfopoffering (uit het Dagboek van een Dorpspredikant), door th.f. uilkens; Het Gebod des