dan de jenever. Wij laten echter de uitspraak omtrent dezen strijd volgaarne aan het oordeel van den lezer, en bewaren ook liever het zwijgen omtrent hetgeen Dr. s. tegen den Heer moll aanvoert. Evenwel, dat de aardappelziekte eene straf zou zijn voor het jeneverdrinken, kan Ref. niet aannemen; de ziekte der druiven zou dan ook beschouwd moeten worden als eene straf voor de wijndrinkers, dus ook voor hen die den wijn niet in de afschaffings-artikelen hebben opgenomen, hoewel ook hij het verderfelijke beginsel bevat, dat men bestrijdt.
De arme heeft gebrek aan goed voedsel, en om den honger tot zwijgen te brengen neemt hij verkeerdelijk tot sterke dranken zijne toevlugt. Wie aan voedzame spijzen geen gebrek heeft, zal zelden tot het misbruik van sterken drank geraken. De eerste taak der afschaffing is dus: te zorgen, dat de arme en minvermogende goed en genoegzaam worde gevoed; zoo lang zij niet daarin slaagt, zal zij geene algemeene, geene duurzame vruchten dragen. Dat zelfde is ook van toepassing op de ontucht. Wordt het lot der echtverbindtenissen beter verzekerd, worden de arbeid en het arbeidsloon in overeenstemming gebragt met de behoeften der gezinnen, dan zal de ontucht van lieverleê afnemen. - Wil men een repressief middel: men straffe dan wie in dronkenschap op de straat wordt aangetroffen, wegens schending van de goede zeden. Of de zeden door ontucht of door dronkenschap geschonden worden, is toch inderdaad hetzelfde. - Dit een en ander wordt ook door Dr. s. beweerd.
Het Tweede gedeelte van het geschrift is eene beschouwing van het Cellulaire gevangenisstelsel. Ref. houdt mede de doodstraf voor ongeoorloofd, omdat het, naar zijn gevoelen, niemand gegeven is over het leven van zijnen evenmensch te beschikken. Maar in dien geest acht hij eene veeljarige eenzame opsluiting evenmin geoorloofd; omdat de gevangene door de eenzaamheid schier geheel onbruikbaar moet worden voor de zamenleving, indien zijn verstand er niet door verbijsterd wordt, zoo als meermalen gebeurd is. Dr. s. wil daarom ook de Cellulaire gevangenisstraf beperkt, en de gevangenen door arbeid dienstbaar gemaakt hebben aan de Maatschappij.
Het Derde gedeelte handelt over de bestrijding van het Pauperisme, waartoe Dr. s. verspreiding der armen uit de