gaarne de vrouw hare pen tot een wapen van aanval spitsen. Zij is niet op hare plaats wanneer zij de vierschaar spant over Staatslieden; of over staatkundige of kerkelijke geschillen uit de hoogte beslist. De olijftak voegt in hare hand; in haar gemoed wone liefde, die vooroordeelen wegneemt, den haat overwint, en de zegepraal der waarheid bevordert.
In dat licht verschijnt de Schrijfster. Zij wil medewerken om de vooroordeelen, welke de Noordelijke en Zuidelijke Staten van Noord-Amerika van elkander scheiden, te doen verdwijnen. Haar doel is heerlijk, en het middel beantwoordt er aan. - De Schrijfster is in de keuze van haar personeel ongemeen gelukkig geweest. Zij geeft in de karakters van robert graham, montrose, alice, mary en anderen, getrouwe voorstellingen van de geaardheden den inboorlingen van de N. en Z. Staten eigen. Wij zouden te veel plaats behoeven om dit in bijzonderheden te staven; maar wat wij niet verzwijgen willen is de kieschheid, waarmede zij alle stuitende en ergerlijke tooneelen vermijdt, die door zoo menig Schrijver, helaas, gezocht worden; in den waan, dat zij een behagelijk effect maken. Een der personen heeft zich aan een schurkenstreek van de ergste soort schuldig gemaakt. Op zijn tijd wordt hij ontmaskerd, en de vergelding?..... De ellendige wordt overgelaten aan de hand van Dien, die zoo menig kwaaddoener uit den nacht der zonde tot het licht der deugd geroepen heeft. Het gevoel is daar meer voldaan bij, dan wanneer wij den booswicht naar het schavot hadden moeten vergezellen.
De Schrijfster heeft treffende toestanden geschetst, en dáár vooral waar zij de aandacht op het slavenleven vestigt, schildert zij meesterlijk, minder nog omdat de compositiën zoo fraai zijn, dan wel omdat zij de waarheid geeft, zoo als zij die gedurende meer dan twintig jaren met eigen oog aanschouwde.
Het werk gelezen hebbende begrijpt men ligt, dat vooral hare beschouwingen over het slavenleven, dien grooten twistappel tusschen het Noorden en Zuiden, veel opziens baren en ruimen bijval verwerven moesten. Zij treedt niet op tegen beecher stowe's ‘Negerhut’ als begunstigster der slavernij; maar geeft eene voorstelling, die ook in de ‘Negerhut’ is aan te wijzen; en als de slavenhandelaar op Montrose-hall met een