| |
Twee schepen.
Wij zaten op den spoortrein in eene diligence, waar niet gerookt mogt worden, en waarvan de acht plaatsen door vijf dames en drie heeren bezet waren. Allerlei ongelukken en tegenspoeden waren de revue reeds gepasseerd; men had reeds menig verhaal gedaan, en kwam nu tot de vraag: welke rampen of verliezen wel het smartelijkste vallen?
- Ik weet niet - zeide een der heeren, een bejaard man van deftig voorkomen, op wiens gelaat zich hoogen ernst aan innemende vriendelijkheid paarde - ik weet niet, of gij het wel ééns met mij zult zijn, maar het komt mij voor, dat een ongeluk niet zóó veel smart veroorzaakt als een toevallig verzuimd geluk. Een bezoek niet gebragt, eene reis niet ondernomen te hebben, omdat er geene bepaalde noodzakelijkheid voor bestond, en dan te vernemen, dat men daardoor de
| |
| |
vervulling van dierbare wenschen verijdeld, zijn levensgeluk misschien verspeeld heeft, dat geeft wel niet het bitterste maar het pijnlijkste berouw. Het ongeluk laat zich uitputten en heeft, gelijk alles wat in wezenlijkheid bestaat, zijne grenzen; maar de verbeelding is onuitputtelijk in het afmalen der zaligheden van een geluk, dat wij verzuimd hebben te grijpen toen het nabij was.
Meer dan twintig jaren geleden woonde ik in Zwitserland, niet ver van een Engelschman die de spleen had. In het eerst trok ik mij dat niet bijzonder aan, omdat deze ziekte gewoonlijk meer voortkomt uit den invloed van het klimaat en ligchamelijke ongesteldheid, dan uit stoornis der zielsverrigtingen; bovendien loopen de zonen van Albion, als zij daarmede behebt zijn, er zoo lastig meê te koop, dat het opwellend medelijden spoedig onderdrukt wordt. Hier echter was het anders, gelijk ik eerst laat vernam, toen de man mijn medelijden niet meer behoefde; het was een volmaakt geregtvaardigde melancholie: het was rouw over verzuimd geluk.
De Engelschman heette arthur gibbon en had in Britsche zeedienst den rang van Kapitein verworven. Toen hij nog een minderen rang bekleedde maar toch reeds over eenen bodem bevel voerde, werd hij door eene hevige ziekte aangetast, juist op het oogenblik dat zijn schip in eene Amerikaansche haven binnenliep, waar het eenigen tijd zou vertoeven. Gelukkig woonde in de nabijheid dier haven een vriend van zijnen vader, die een uitgestrekt landgoed bezat, en het zich tot een geluk rekende den zieken Kapitein bij zich te huisvesten en hem zorgvuldig te doen oppassen. Deze Amerikaan, binet gehceten, had een talrijk gezin, en zijn oudste zoon george was verloofd met zekere Miss jessie, de dochter van een arm geworden koopman, die op het kantoor van binet geplaatst was.
George binet beminde de schoone jessie hartstogtelijk, en zijn vader, hoewel hij, wat rang en vermogen betrof, liever wenschte dat zijn zoon eene andere keuze deed, wilde niet hardvochtig zijn, maar door zijne toestemming het geluk van den jongeling bevorderen. Deze echter was naauwelijks verloofd en van het bezit zijner geliefde verzekerd, of een andere hartstogt, die eene poos gesluimerd had, ontwaakte in hem met nieuwe hevigheid: de zucht tot het spel. Daar hij, buiten
| |
| |
zijnde, aan die drift geen teugel kon vieren, maar ze zorgvuldig geheim moest houden, was george onder allerlei voorwendsels dagen achtereen afwezig. Jessie scheen zich dit niet bijzonder aan te trekken, en zoo werd dan ook door de overigen aan zijne gedurige uitstappen niet veel gewigts gehecht.
De zieke Kapitein herstelde langzamerhand en sleet in den familiekring van binet, waartoe nu ook jessie met hare ouders behoorde, alleraangenaamste dagen. Maar terwijl zijn ligchaam eene weldadige rust genoot, verdween de rust van zijn gemoed al meer en meer; in één woord, om niet in den romanstijl te vervallen: - hij vatte eene hevige liefde voor jessie op. Dat kon bij eenen man, die reeds zoo veel van de wereld gezien had, en na eene loffelijke loopbaan reeds naar eene rustige haven begon uit te zien, geen vlugtige luim zijn. Hij gevoelde dat jessie de vrouw was, die de Voorzienigheid voor hem bestemd had. Maar hoe kon hij eenige hoop op haar bezit voeden, of zelfs eene bekentenis zijner gevoelens wagen? Zij was de toekomstige schoondochter van zijnen gastvriend. En jessie-zelve bleef in haar gedrag jegens hem zoo ernstig en koel, dat hij zelfs niet in zijn hart de vraag durfde wagen: of zij haren bruidegom wel inderdaad lief had. Over het geheel scheen zij voor liefde niet zeer vatbaar te zijn; hij hield het er voor, dat zij ook hare betrekking tot george als 't gevolg beschouwde van eenen pligt jegens hare ouders, die er gelukkig door konden worden; als eene roeping die zij met méér naauwgezetheid volgde, naarmate die minder met de neiging van haar hart overeenkwam.
Na verloop van eenige weken ontving hij bevel om met zijn schip naar de Kaapverdische eilanden te stevenen, en in die wateren op kapers en zeeroovers te kruisen. Met namelooze smart in den boezem, maar met eenen glimlach en een gelukwensch voor de aanstaande verbindtenis van jessie op de lippen, nam hij afscheid.
Haar lot nam welhaast een gansch anderen keer dan hij had kunnen voorzien. De speelwoede van haren verloofde leidde tot eene katastrophe, waarbij niet alleen de som die voor zijne vestiging bestemd was te loor ging; maar die zijnen vader ook noopte om, op den aannemelijken grond dat zijn zoon nog te ligtzinnig was om te huwen, eene verbindtenis te verbreken, die van den aanvang af zijnen bijval toch
| |
| |
niet gevonden had. Jessie ontving dat berigt kalm en met eenen glimlach. Zij wist haren vader te bewegen om nu niet langer op de plaats te blijven, maar eene betrekking te aanvaarden, die hem uit eene der Spaansche Koloniën was aangeboden. Van george nam zij geen afscheid, en weldra bevonden zich vader, moeder en dochter op zee, aan boord van de oorlogsbrik Penthesilea.
De bedrukte arthur gibbon had inmiddels met zijn schip, den Dolfijn, eenige rijke bodems genomen, zoodat zijn aandeel in de prijzen belangrijk was; daarbij kreeg hij uitzigt op spoedige bevordering, en hij had zich dus gelukkig mogen noemen, wanneer niet juist deze lotsverwisseling, die hem in staat stelde aan het voorwerp zijner liefde een bevoorregt leven aan te bieden, hem dieper haar onherstelbaar verlies had doen gevoelen. In de gesprekken met zijne officieren liet hij het voornemen blijken, om dadelijk na hunne aankomst in Engeland de dienst vaarwel te zeggen. Diepe zwaarmoedigheid had zich van hem meester gemaakt, en alle pogingen om hem te verstrooijen en op te beuren waren vruchteloos.
Zoo was het met hem gesteld toen op zekeren morgen een schip gepraaid werd; het was de Penthesilea. De officieren der beide schepen waren met elkander bekend, en die van den Dolfijn werden genoodigd om aan boord van de Penthesilea te komen ontbijten. Dat oogenblik, helaas, was het beslissende, door een ongunstig lot uitgekozen om twee menschen van hun levensgeluk te berooven, juist toen zij onverwacht in de gelegenheid waren om het voor altijd te verzekeren. Men trachtte gibbon te bewegen om van de partij te zijn; maar hij had aan boord van de Penthesilea niets te doen; in zijne sombere stemming schuwde hij vreemde gezigten, en hij was blijde eene reden van weigering te vinden in de noodzakelijkheid om aan zijn eigen boord te blijven, gedurende de afwezigheid van den eersten officier, die vurig wenschte zijne vrienden te bezoeken, en aan wien hij het verlof daartoe niet wilde weigeren. De sloep werd uitgezet en roeide weg: de teerling was geworpen.
De officieren keerden terug, de beide schepen vervolgden hunnen koers en verloren elkander weldra uit het gezigt. Gibbons kameraden verhaalden hem van een ongemeen schoon Amerikaansch meisje, dat zij aan boord van de Penthesilea
| |
| |
ontmoet hadden. Ofschoon hij naar geene verdere bijzonderheden vroeg, moest toch eene nadere beschrijving zijne opmerkzaamheid gaande maken, en toen hij den naam jessie hoorde uitspreken, beving hem een angstig voorgevoel. Maar jessie moest immers sinds lang de gade zijn van george binet? En men sprak immers van eene Miss? En binet kon niet mede op het schip zijn geweest; want niemand had hem gezien, of hooren noemen! Maar indien zij het eens ware geweest!...indien eens hare betrekking tot binet ware verbroken!.....
De Penthesilea zette inmiddels hare reize voort; maar na eenige dagen werd zij door een hevigen orkaan overvallen. Zij verloor hare masten, kreeg een lek, en was den ondergang nabij, die, door de inspanning van het scheepsvolk aan de pompen, vertraagd maar niet verhoed scheen te kunnen worden. In die omstandigheden verloochende jessie haren moed en geestkracht niet. Zij bemoedigde hare ouders, en bewoog hen zelfs om eenige rust te zoeken; maar zij-zelve ging op het dek en zag den strijd der elementen biddend, doch onverschrokken aan. Een oude matroos, die later deze bijzonderheden verhaalde, en op wien hare moedige houding en godsdienstige kalmte diepen indruk maakten, naderde haar en vroeg:
- Hebt ge nog iemand op de wereld, Miss! die u dierbaar is, en zich niet hier bevindt?
Op deze vraag van den eenvoudigen zeeman barstte zij uit in tranen.
- Het is niet gezegd - ging hij voort - dat wij niet nog allen te zamen weêr op het drooge komen, maar zoo gij, voor 't ergste geval, nog aan iemand eenig berigt wilt geven, schrijf het dan op; wij zullen 't in eene flesch doen en in zee werpen.
Jessie ging dadelijk in de kajuit, en schreef op een stukje papier het volgende:
‘Aan arthur gibbon, Officier bij de Engelsche Marine.
Ik ben op het schip Penthesilea, dat vergaat. Het uitzigt op den dood geeft mij vrijheid om u te zeggen, dat ik u onuitsprekelijk lief heb gehad, en met die liefde mijn laatste oogenblik te gemoet zie.
Jessie.’
| |
| |
De matroos hielp haar het blaadje in eene flesch doen en deze waterdigt sluiten, waarop jessie zelve haar over boord wierp.
Er verliep nog een geheel jaar eer het schip, waarop gibbon zich bevond, naar Engeland terugkeerde. Gedurende al dien tijd bleef hij ter prooi aan de onzekerheid en twijfelingen, die de ontmoeting der Penthesilea in hem hadden doen ontstaan. Hij wilde terstond na zijne aankomst naar Amerika schrijven, en naauwkeurig naar het wedervaren zijner vrienden aldaar onderzoeken. Naauwlijks aan wal gestapt ontving hij zijne benoeming tot kapitein en kommandant van een naar Indië bestemd fregat, maar tevens in een verzegeld paket van de Admiraliteit, het briefje van jessie, dat in de flesch aan een verre kust gevonden en naar Londen gezonden was.
Arthur gibbon kon er nu niet langer aan twijfelen, dat zij het geweest was, die hij aan boord van de Penthesilea had kunnen wedervinden. Dat het schip gezonken was, en maar zes matrozen zich met een der sloepen hadden kunnen redden, was algemeen bekend. Binet zond hem uit Amerika nadere inlichtingen omtrent de aanleiding tot de reis van jessie en hare ouders. Arthur zag nu hoe rampzalig het verzuimd bezoek op de Penthesilea in de gevolgen voor hem was. Hij zou er jessie, ontslagen van hare vroegere verbindtenis hebben wedergevonden; haar en hare ouders had hij aan boord van den Dolfijn kunnen overnemen, om hun een zéker geluk aan te bieden in plaats van de onzekere toekomst, die zij te gemoet gingen. Met hem zou jessie behouden in Engeland zijn aangekomen; zij ware dan nu zijne gade, en hij de gelukkigste der stervelingen geweest! - Wanhopend wrong hij de handen, en beschuldigde in ijlhoofdige smart den Hemel, het toeval, maar bovenal zich-zelven.
Geen wonder dat hij de dienst vaarwel zeide en Engeland verliet. Hij begaf zich naar Zwitserland en woonde eenige jaren nabij Lausanne. Menigmaal zag ik hem dáár eenzaam rondzwerven. Zeker zou het verlies van jessie langs den gewonen weg hem niet zoo geheel hebben vernietigd. Maar hij had zijn geluk kunnen bereiken, en de gelegenheid daartoe verzuimd; dit maakte hem de wereld, de menschen, zichzelven tot een last, en wij gevoelen er de mogelijkheid van.
| |
| |
Daarom zeg ik: dat geen ongeluk zulk een diepe smart kan veroorzaken, als een verzuimd geluk.
Eens ontving gibbon bezoek van een vreemdeling, en ik zag hem, in diens gezelschap, zoo niet opgeruimder dan toch spraakzamer en levendiger dan te voren. Zij deden te zamen uitstapjes in de omstreken, en bezochten de menigvuldige schoone punten aan het meer van Genève. Op eenen avond toen zij van de overzijde in eene boot terugkeerden, kwam er plotseling een onweder op; hevige rukwinden verkeerden het anders kalme watervlak in eene woedende zee, die het ranke vaartuig dreigde in te zwelgen. Gibbon stond kalm aan het roer, gaf den schipper bevelen, en scheen zich weder aan boord van een schip te midden van den bruisenden oceaan verplaatst te gevoelen. Toen echter de storm begon te bedaren en de boot het gevaar te boven was, drukte hij eensklaps den vreemdeling de hand, en sprong - of sloeg over boord. Hem te redden ging menschelijke krachten te boven.
De vreemdeling was george binet, die van de dwalingen zijner jeugd teruggekomen en een achtenswaardig man geworden was. De geheimzinnige betrekking tusschen zijne voormalige bruid en den Kapitein was hem niet onbekend gebleven, en hij verlangde gibbon in zijne smart op te beuren. Het treurige uiteinde van dezen trof hem diep, en van hem vernam ik de geschiedenis in al hare bijzonderheden. |
|