Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853
(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 492]
| |
2.Bede van een jongen Dr.
Alweêr een dag verdwenen
En niemand die me ontbood!....
Geen zieken! - Waar zal 't henen!....
Heer! geef mij 't daaglijksch brood!
| |
3.Zorgeloosheid.
Wat hamer, roept hans schrepel,
Wat helpt dat kansje mij! -
Ja, 't regent rijstenbrij;
Maar 'k dacht niet aan een lepel!
| |
4.Eigenbaat.
Gij eet en drinkt en noemt dat leven?
Zoo leeft in 't Noorden ook de beer.
Wie neemt, maar niet ook weet te geven
Is minder dan een spons: de maatschappij eischt méér.
| |
5.Véél weten.
't Is goed en nuttig te studeeren
Al wat er wijs- en waarheid heet;
Om zóó met salomo te leeren:
Dat hij die véél weet, weinig weet.
| |
6.Verlies en winst.
Schatrijke amant geeft niemand wat
En wordt steeds armer bij zijn schat, -
Myrtil geeft ieder, wien hij zij,
En wint er hier en namaals bij.
|
|