het mij aangenaam, die, op daartoe verkregen toestemming van den Heer bogaers, aan u te doen geworden, met verzoek, om ze, met dezen geleidenden brief, in uw geacht en veel gelezen wordend Tijdschrift te willen opnemen.
Bijzonder zult gij hiermede verpligten
Uwen dienstwilligen dienaar, Dr. c.u.j. huber.
Groningen.
Aan de Eer van Grunoos wal, Oud-Neêrlands fieren zoon;
Den groenen Pijn van 't Noord, met wintersneeuw bestoven;
Den Bard, die half eene eeuw geboeid hield aan zijn toon,
Den Priester, die vergrijsde in dienst van 't goede en schoon,
Aan spandaw wordt dit loof, geplukt in vreemde hoven,
Als hulde van het hart eerbiedig aangeboôn.
Rotterdam, 19 Maart 1852.
a. bogaers.
Dit fraaije sixtain van den Rotterdamschen Meesterzanger, voor welks mededeeling wij den geachten Inzender onzen dank betuigen, herinnert ons een fraai quatrain van daubenton. Buffon was gewoon hem 't geen hij schreef ter inzage te geven, alvorens dat ter perse te leggen: maar kreeg 't doorgaans zonder aanmerkingen terug. Toen hij echter zijn handschrift van de Sept époques de la nature terug ontving schrok hij niet weinig, want er was een briefje bij waarin daubenton hem schreef: ‘Gij hebt eene belangrijke zaak over 't hoofd gezien, waarde vriend! er is nog een achtste époque.’ - Knorrig riep buffon uit: ‘Een achtste époque! Dat had hij dan wel vroeger kunnen zeggen! Maar is 't dan zoo zeker, dat ik 't aanneem! Waar is dan dat achtste époque? Laat on zien!’ - en hij zocht in 't handschrift naar eenig ophelderend bijvoegsel, doch te vergeefs. Maar toen hij toevallig 't briefje omkeerde vond hij dáár 't volgende:
o Jour heureux qui vit naître Buffon;
Tu seras à jamais chez la race future
Pour les amis du vrai, du beau, de la raison,
De groote wijsgeer verklaarde dikwerf, dat dit oogenblik een der aangenaamsten was geweest van zijn leven, om de hulde-zelve; maar nog meer omdat hem die bewezen werd door daubenton.
De Red.