Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853
(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRose Tamisier.Ga naar voetnoot(*)St. Saturuin is een klein dorp in de bergen van Vaucluse niet ver van Avignon. In het jaar 1850 werd dit dorp beroemd als de verblijfplaats van een meisje genaamd rose tamisier, die beweerde wonderkracht te bezitten en onmiddellijk met den hemel in gemeenschap te staan. Zij was opgevoed in een nonnenklooster te Salon in het departement van de monden van de Rhône, waar zij de opmerkzaamheid trok door de beweering, dat zij menigvuldige bezoeken ontving van engelen en heiligen, vooral van de maagd maria. Eindelijk gaf zij voor eenen goddelijken last bekomen te hebben, om de godsdienst in het ongeloovige Frankrijk tot hare oorspronkelijke zuiverheid terug te brengen, verliet het klooster, begaf zich naar het dorp Saignon, waar zij geboren was, en toonde dáár volgens haren levensbeschrijver den Abt andré, het eerst hare wonderkracht door eene wonderdadige kool te | |
[pagina 426]
| |
laten groeijen, die de hongerige dorpsbewoners gedurende verscheidene weken, in een tijd van algemeene droogte en sterfte onder de planten, voeden kon. Ondertusschen at zij-zelve niets dan heilige ouwels, die engelen voor haar, als de gunstelinge des hemels, uit de kerk haalden, terwijl zij uit dankbaarheid daarvoor de kleederen van den dorpspastoor, den Abt sabon, verstelde met garen en knoopen, die uit den hemel geregend waren. Op een zomeravond echter werd zij door engelen te Saignon opgenomen en weêr nedergezet in het dorp St. Saturnin. Tot op dien tijd had deze dorpsheilige nog geen andere vereerders dan eenige wijngaardeniers en herders; maar de geur harer heiligheid en de roem van hare wondermagt namen zóó spoedig toe en verspreidden zich zóó ver, dat zij weldra eene Europesche vermaardheid verwierf. Zij had reeds vele verwonderlijke mirakels verrigt en door de kracht van hare vroomheid de afbeeldingen van een kruis, een hart, een kelk, een speer, en zelfs van de H. Maagd met het kind, op verscheidene plaatsen van haar ligchaam doen ontstaan; eerst in flaauwe omtrekken, doch later zóó duidelijk, dat er zelfs bloed uitkwam, hetgeen de verwondering en den heiligen eerbied van alle toeschouwers opwekte. Thans echter verrigtte zij in de kerk te St. Saturnin haar voornaamste wonder, daar zij eene schilderij van christus, die van het kruis wordt afgenomen, waarachtig bloed deed uitzweeten, in tegenwoordigheid van den dorpspastoor en van eene talrijke vergadering, die ter aanschouwing van dit mirakel was bijeengekomen. Dit geschiedde voor het eerst op den tienden November 1850. Weldra maakte deze zaak de opmerkzaamheid der regering gaande en de Heeren grave, onder-prefect van het departement, guillibert, regter van instructie, jacques, substituut van den procureur, en andere ambtenaars, werden gelast de waarheid der daaromtrent loopende geruchten te onderzoeken. Zelfs den Aartsbisschop van Avignon werd gelast met de hoogere onder hem staande geestelijkheid dit mirakel te gaan aanschouwen en zich te vergewissen wat er van de zaak was. Op den door de heilige tot verrigting van het wonder bepaalden dag gingen deze hooge burgerlijke en kerkelijke ambtenaren in vol kostuum op hare uitnoodiging naar de kerk, die tevens door duizenden geloovigen en nieuwsgierigen uit den | |
[pagina 427]
| |
geheelen omtrek bezocht werd; en tot bewijs, dat er geen voornemen bestond, om van de ligtgeloovigheid der menschen misbruik te maken, beval de Aartsbisschop de schilderij van hare plaats boven het hoog-altaar weg te nemen, waarop het bleek, dat er geene werktuigen om bedrog te plegen achter verscholen waren, daar eene geheele volkplanting van spinnekoppen, die jaren lang aldaar scheen gehuisd te hebben, van achter de schilderij voor den dag kwam. Het bloed kwam ondertusschen aanhoudend uit de handen, de voeten en de zijde van de beeldtenis te voorschijn, hoezeer de aartsbisschop en de onder-prefect het aanhoudend met hunne zakdoeken afveegden. Deze zakdoeken kregen bij gevolg eene groote waarde, werden terstond in stukjes geknipt, en aan de geloovigen door geheel Frankrijk gezonden. De burgerlijke ambtenaren en de geestelijken waren voldaan, en de toeschouwers niet minder, terwijl de aartsbisschop eene welsprekende predikatie hield, gelijk dit bij zulk eene statige gelegenheid paste; en opdat alles in den behoorlijken vorm mogte geschieden hechtten de prefect en al de overige hooge ambtenaren hunne namen en zegels aan eene plegtige verklaring der waarheid van dit mirakel, welke terstond naar Parijs werd opgezonden, en door middel van de drukpers in alle landen der Christenheid werd verspreid. Ondertusschen trok dit vreemde geval de opmerkzaamheid van eenen vernuftigen scheikundige te Apt, den Heer eugène colignon. Nadat deze veel tijd en moeite aan vruchtelooze nasporingen besteed had gelukte het hem eindelijk te ontdekken, dat menschenbloed hetwelk door een bloedzuiger was uitgespuwd voor het wonder van rose tamisier bijzonder geschikt was, dat men dit in eene schilderij kan doen intrekken, en dat het er dan weêr langzamerhand uitdruppelt zonder in de eerste uren te stollen, terwijl het, hoe dikwijls ook afgeveegd, aanhoudend blijft vloeijen, zoo lang er nog een droppel van over is. Deze heer bootste het mirakel der bloedende beeldtenis met zoo goeden uitslag na, in tegenwoordigheid van verscheidene hooge ambtenaren en een groot aantal geleerden, dat niemand meer in de wonderkracht van rose tamisier wilde gelooven, maar ieder zich van haar bedrog overtuigd hield; vooral dewijl bewezen werd, dat zij er altijd op stond vóór het verrigten van het mirakel eenigen tijd in een- | |
[pagina 428]
| |
zaam gebed in de kapel te moeten doorbrengen, zoodat er geen twijfel meer overbleef, of zij besteedde dien tijd, om de deelen der schilderij, die zij daarvoor gebruiken wilde, met het bloedige vocht te doortrekken. Toen het bedrog was ontmaskerd, werd de verontwaardiging zóó algemeen opgewekt, dat de regering zich genoodzaakt zag de bedriegster voor de regtbank te Carpentras, de hoofdplaats van het district te brengen. De Jury echter verklaarde zich niet bevoegd, om over deze zaak een oordeel uit te spreken. Dit maakte de verbittering nog erger, zoodat de regering, om oproer te voorkomen, het noodig oordeelde de zaak voor de Assises te Nismes te brengen; alwaar in het midden van November 1851, na een lang en naauwkeurig onderzoek, en nadat aan weerskanten de pleitbezorgers gehoord waren, de heilige schuldig werd verklaard aan bedrog en aan misdrijf tegen de openbare zedelijkheid, en daarop werd veroordeeld tot zes maanden gevangenis, benevens eene boete van vijfhonderd francs en de kosten. |
|