Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853
(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets over de constitutie van Arragon.Ga naar voetnoot(*)Toen de inwoners van Arragon zich van het juk der Mooren bevrijd hadden, besloten zij eenen koning aan te stellen. Daar zij het evenwel omtrent de wijze waarop dit geschieden zou niet konden eens worden, besloten zij hieromtrent den Paus te raadplegen. Deze bestrafte hen, daar zij in plaats van zich aan het voorbeeld der Joden te spiegelen (zie 1 sam. viii) volstrekt eenen koning begeerden; maar indien zij hun gevoelen niet wilden veranderen, ried hij hen aan geen koning te verkiezen dan onder waarborg van billijke met den aard des volks overeenstemmende instellingen, en vooral dat zij | |
[pagina 424]
| |
een hoog geregtshof zouden instellen, dat even als de Ephoren bij de Ledaemoniërs een tegenwigt tegen den koning zou uitmaken, en volkomen geregtigd zou zijn om alle twisten tusschen den koning en het volk te beslechten. Dezen raad volgende bepaalden zij de regten van koning en volk zoo billijk als zij konden, en stelden de opperste uitlegging daarvan niet aan den koning maar aan een opperste geregtshof van zeventien leden, waarvan de voorzitter Justitia genaamd werd. Deze Justitia met zijn zeventien bijzitters hadden dus het volste regt om alle door wereldlijke of geestelijke geregtshoven, ja door den koning-zelven gevelde vonnissen te vernietigen, en ieder burger had het regt zelfs den koning voor dit geregtshof te dagen. Daarenboven hadden zij in den eersten tijd het regt om koningen te verkiezen en af te zetten, maar eenige jaren na de instelling van dit geregtshof heeft Koning pedro III weten te weeg te brengen, dat dit laatste regt werd afgeschaft, echter op die voorwaarde, dat het hun zou geoorloofd zijn de wapenen op te vatten tegen ieder, die met geweld inbreuk op hunne regten zou willen maken, al ware het ook tegen den koning of den troonopvolger. Nadat al deze regten behoorlijk vastgesteld waren, zijn zij een ongeloofelijk langen tijd (ongeveer twee en een halve eeuw) ongeschonden bewaard gebleven, terwijl koning en volk in de trouwe handhaving daarvan met elkander wedijverden. Toen echter ferdinand de Catholieke ook de heerschappij over Castilie door erfenis bekwam, begon deze vrijheid der Arragonnezen aan de Castilianen te mishagen, weshalve zij ferdinand aanhoudend aanspoorden om die bepalingen af te schaffen. Daar hij dit evenwel niet durfde doen, antwoordde hij op hunne raadgevingen: ‘dat hij de regering over Arragon op de voorwaarden, die hun bekend waren, ontvangen had; dat hij plegtig gezworen had die te zullen nakomen; dat hij het verbreken van zijn gegeven woord afkeurde, en ook, daarenboven, overtuigd was, dat zijn rijk bestendig zou zijn, zoo lang koning en onderdanen even weinig reden hadden om elkander te vreezen, en het oude evenwigt tusschen hen bestond; vermits, wanneer een van beiden dit evenwigt verbrak en zijne magt vermeerderde, de andere partij niet alleen hare vorige regten zou zoeken te herkrijgen, maar zich ook op de eerste zou zoeken te wreken, waarvan het verderf van een | |
[pagina 425]
| |
van beiden of van beiden het gevolg zou wezen.’ De Arragonnezen behielden dus na ferdinand hunne vrijheden, hoezeer hunne vorsten door de vereeniging van Arragon met Castilië magtiger geworden waren, tot op philips II, die hen met meer voorspoed maar niet minder wreedheid dan de Vereenigde Nederlanden onderdrukte. Hoezeer later philips III alles weêr in schijn op den vorigen voet bragt, waren echter de Arragonnezen door de geledene verdrukking zoo zeer overtuigd geworden van hun onvermogen om tegen koningen, die over de magt van geheel Spanje konden beschikken, hunne privilegiën geldig te maken, dat zij van hunne vorige vrijheid niets behielden dan eenige klinkende woorden en krachtelooze instellingen.
Het bovenstaande verdient in onzen tijd allezins behartiging, omdat men er uit zien kan, hoe philips II, die door sommigen tegenwoordig tegen de beschuldigingen der Nederlandsche geschiedschrijvers verdedigd wordt, met zijne regtgeloovige Spaansche onderdanen heeft gehandeld. |
|