den verlangden post niet, maar southey werd er mede begunstigd.
Vóór de revolutie maakten de tooneelvoorstellingen een voornaam gedeelte uit der vermakelijkheden van het hof te Versailles, en als men de acteurs en actrices dáár verlangde te zien, werd er niet naar gevraagd of zij al dan niet gehouden waren om op te treden voor het publiek te Parijs.
Eens, toen het treurspel Mithridates was aangekondigd, met bijvoeging dat de rollen door de voornaamste leden van het gezelschap vervuld zouden worden, bragt een koerier van Versailles den last om aldaar te komen spelen, en het gezelschap vertrok oogenblikkelijk.
Intusschen moest de Mithridates voortgaan, en men gelastte derhalve den minderen leden van het tooneelgezelschap om er de rollen van te vervullen. Lang vóór den aanvang der representatie was de zaal reeds volgepropt met aanschouwers, die gekomen waren om de eerste sujetten te zien; maar de gordijn ging op, de acteurs en actrices verschenen, en in plaats van de toejuichingen tot welke men zich had voorbereid, gaf elk, zijne teleurstelling ontdekkende, de ondubbelzinnigste blijken van afkeuring. Uit al de gedeelten der zaal en van alle rangen daverde het ontzettendst getier en geraas, vermengd met een gillend gefluit en gesis en een hagel van scheldwoorden, terwijl de heffe der menigte zich vrij duidelijk tot dadelijkheden gereed betoonde. De ontsteltenis op het tooneel was boven alle beschrijving; de ongelukkige brekebeenen, die tot de hooge waardigheden, welke het stuk hun aanbood, alleen bij toeval waren geroepen, verklaarden eenstemmig: dat zij die terstond wilden afleggen; dat zij in hunnen nedrigen staat binnen den foyer wilden blijven, veel liever dan onder lijfsgevaar den schepter van Melpomene te zwaaijen en hare rijkskroon op 't hoofd te hebben. Allen, slechts één uitgezonderd, stemden zelfs dáárin overeen, dat het beste zou zijn de voorstelling te staken, en de entrée aan het vergramde publiek terug te geven. De eene acteur die zich niet genegen toonde om in zulk een hartbrekend besluit te bewilligen, was le grand, van wien de groote préville gezegd heeft: