Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1853
(1853)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
Het eerste regtsgeding over de drukpers.Ga naar voetnoot(*)De werken op alle punten van Parijs tot verfraaijing der stad ondernomen, doen allerlei soorten van oudheden: overblijfsels van gedenkteekenen; gedenkpenningen; opschriften; gebouwen, ja zelfs vergeten straten te voorschijn komen. Een der belangrijkste ontdekkingen is onlangs gedaan bij het sloopen van een aantal huizen tegenover het hôtel Cluny, in de straat des Mathurins-Saint-Jacques. Daar, in een doolhof van vuile en vergane woningen, die slechts staande bleven door hun verband met het geheel, vond men eerst de kapel van het klooster des Mathurins, met vensters in den echten kruisbogenstijl, en vervolgens een overblijfsel van de oude straat Coupe-Gueule, in een van wier huizen een der merkwaardigste voorvallen van de vijftiende eeuw heeft plaats gehad. In dat huis werden namelijk het eerst gedrukte boeken verkocht, en daar ontstond ook het eerste proces over de drukpers. In 1440 leefde te Mentz een man, genaamd jehan zum-jungen-aben.Ga naar voetnoot(†) Van zijn vader, een goudsmid, had die man een vrij aanzienlijk vermogen geërfd,Ga naar voetnoot(§) en hij paarde aan | |
[pagina 111]
| |
een helder verstand, veel geduld en eene groote mate van vlijt. Deze jehan zum-jungen-aben, dien wij gemeenzamer kennen onder den naam van guttenberg, zijn moedersnaam, kwam op den inval, om middelen te zoeken tot het vermenigvuldigen van bekende wetenschappelijke boeken, en alzoo de verspreiding van licht te bevorderen. Dat was het gedachtebeeld van eene omwenteling van onberekenbare gevolgen; want, boeken waren toen zoo zeldzaam, dat men over den koop en verkoop van elk eenigzins belangrijk werk evenzeer onderhandelde als over dien van landerijen of huizen.Ga naar voetnoot(*) Na lang zoeken en vele kostbare proefnemingen gelukte het guttenberg de bladzijden van een boek verheven op hout te graveren, en eene soort van inkt uit te vinden, om het gegraveerde op vochtig gemaakt parkement af te drukken. Nu kon hij elk boek, bladzijde voor bladzijde, graveren en drukken, maar nu waren ook zijne middelen uitgeput. Om zijne proeven te kunnen voortzetten, had hij zich reeds de grootste ontberingen getroost, maar nu was hij de armoede nabij. En dit was niet het eenige ongeluk dat hem trof; want te gelijker tijd vernam hij, dat een burger van Haarlem dezelfde gedachte had opgevat en uitgevoerd, en dat het werk Speculum humanae salvationis, op dezelfde wijze gedrukt, aan laurens coster grooten roem en belangrijke voordeelen beloofde.Ga naar voetnoot(†) Ont- | |
[pagina 112]
| |
moedigd wendde guttenberg zich tot een zijner medeburgers, faust genaamd, een man van uitgebreide kennis, die zijn moed weder opwekte en zijn deelgenoot werd. Zij drukten toen eerst een Alphabet, en eene Latijnsche Spraakkunst, wier verschijning de letterkundige wereld in Duitschland verbaasde, daar men zich niet begrijpen kon waar het heirleger van overschrijvers zich ophield, dat zoo veel werks deed. Maar die eerste voortbrengselen waren zeer onvolmaakt, en bovendien ging het graveren zóó langzaam toe, dat hetgeen van een werk verkocht werd niet veel meer dan de gemaakte kosten dekte. Guttenberg en faust kwamen toen op het denkbeeld om de gegraveerde letters van de houten platen te verdeelen, en ze op die wijze los en beweegbaar te maken. Maar de houten letters, alzoo afgescheiden, voegden zich slecht weder te zamen, en bedierven schielijk. De vennooten werden daar hopeloos over en stonden op het punt om hunne onderneming op te geven. Faust had op dat tijdstip een leerling, genaamd scheffer; een jong mensch met eene levendige verbeeldingskracht, en een vurig hart, die innige liefde had opgevat voor bertha,Ga naar voetnoot(†) de dochter zijns meesters. Arm en ouderloos, had hij weinig kans, ooit de schoonzoon van faust te worden; maar in tijdelijke middelen stonden zij nu tamelijk gelijk, en dit schraagde zijn moed en deed hem alles voor mogelijk houden. Scheffer, hoewel niet ingewijd in de geheimen der deelgenooten, wist evenwel waaraan hij zich te houden had. Eenige gesprekken door hem afgeluisterd, hadden hem op den weg | |
[pagina 113]
| |
gebragt: ook was hij in de geheime werkplaats doorgedrongen, waar guttenberg en faust zich met elkander opsloten om te werken, of over hunne misrekeningen te klagen. Hij had dus alles wat hij noodig had, en aangevuurd door zijne liefde voor bertha, gelukte nu hem alleen de uitvinding, naar welke de twee burgers van Mentz reeds vijf jaren vruchteloos hadden gezocht. Intusschen leende faust, die, even als guttenberg, van dag tot dag tot dag armer werd, genegen ooren aan een huwelijksvoorstel voor zijne dochter. Hij zeide tot bertha, dat zijn huis, van stonde af, geopend zou zijn voor den zoon van den Schepen olbergen, en voegde er tevens bij, dat zij dien jongeling moest beschouwen als haar aanstaanden echtgenoot. De eerste zorg van bertha, nadat zij hare tranen had afgedroogd, was, scheffer van het gevaar kennis te geven, dat hunne liefde bedreigde. - Bertha! - riep hij uit, hare handen in de zijnen sluitende - wees niet mismoedig, maar hoop; want ik heb welligt een schat gevonden! Nog maar eenige dagen van onderzoek en arbeid, en eene gansche wereld, eene onbegrensde toekomst van roem en geluk zal zich voor onze liefde openen. Van toen af sliep scheffer elken nacht maar twee uren, veranderde zijne kamer in eene volslagen werkplaats, verkocht huisraad, linnen, al wat het zijne was, om staal, koper, lood en tin aan te koopen, en werkte met een ijver, die met elken nacht scheen grooter te worden. Zijn ijzeren wil deed hem den slaap en alle zwakheden der natuur overwinnen, en eindelijk ook alle moeijelijkheden der wetenschap te boven komen. Een blik, een woord van bertha was daarenboven genoeg, om hem zijne afmatting te doen vergeten, en zijn ijver weêr te doen herleven in volle kracht. Liefde! gij hebt Troje doen verloren gaan; maar tot vergoeding daarvoor hebt gij de boekdrukkunst aan de wereld geschonken, en zij heeft geene reden meer om zich te beklagen; want die kunst heeft oneindig meer helden en halve goden voortgebragt, dan er zijn omgekomen bij het beleg der stad van den ouden prlamus! Op eenen ochtend dat scheffer zich naar de werkplaats had begeven, om eenige gereedschappen te halen, trokken de stemmen van guttenberg en faust zijne aandacht. | |
[pagina 114]
| |
- Onze ondergang is niet te ontwijken! - zeide faust. - Ik hoop - antwoordde guttenberg - dat gij uwen ondergang niet aan mij zult wijten? - Het ongeluk maakt ons onregtvaardig - hernam faust - maar mijne genegenheid voor u is sterker dan de kwade fortuin. Ook heb ik maar ééne dochter, en zij zal in mijne armoede niet behoeven te deelen. Onze rijke Schepen olbergen dringt op de voltrekking aan van hare verbindtenis met zijnen zoon, hoewel hij weet dat mijne bertha geen huwelijksgoed meer bezit. Ik zal zorgen, dat die echt binnen weinig dagen tot stand kome. Meer wilde scheffer niet hooren; hij vloog naar zijne kamer, en pakte eene menigte kleine stukjes staal, koper, lood en tin bijeen, en met dat pak keerde hij naar de sprekers terug, en trad stoutmoedig binnen. - Meester! - sprak hij, zijn pak aan de voeten van faust leggende - Ziedaar het huwelijksgoed van bertha, uwe beminde dochter! Ik heb haar lief, en zij mij evenzeer: onderzoek nu of de ontdekking die ik u doe, mij regt geeft om hare hand te vragen. Faust dacht, in het eerste oogenblik, dat zijn leerling krankzinnig was geworden, en wilde hem de deur wijzen, toen guttenberg, die zich gebogen had om de stukjes metaal van naderbij te bezien, zich met oogen schitterend van vreugde weêr ophief, en met eene van aandoening bevende stem uitriep: - Wij zijn gered! De boekdrukkunst is gevonden!Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 115]
| |
- Wat zegt gij!? - riep faust. - Zie zelf! - hernam guttenberg. Faust was op zijne beurt verbaasd; vooral toen scheffer hem zeide, hoe hij, door 't bestuderen van hunne vruchtelooze proeven, er toe gekomen was om de letters op staal te graveren, en die stempels in koperen matrijzen te slaan, en den gietvorm zoo te veranderen, dat er nu geene andere dan gave letters uit verkregen wierden, geschikt om tot woorden naast elkander gezet, en daarna weder vaneen genomen, en op nieuw tot allerlei andere woorden, volzinnen, bladzijden, ja geheele boekwerken vereenigd te worden, waarvan men honderden exemplaren kon blijven drukken, eer de nu ook hardere letters zouden versleten zijn.Ga naar voetnoot(*) - Vriend! - zeide faust eensklaps - van heden af zijt gij onze deelgenoot, en binnen weinige dagen ook mijn schoonzoon. Aldus gebeurde het ook, en het drietal ging nu met zoo veel ijver aan het werk, dat, een jaar later, reeds een groot aantal exemplaren van een Latijnschen Bijbel zoo fraai waren afgedrukt en gekleurd, dat zij de vergelijking met de schoonste handschriften van dien tijd konden doorstaan.Ga naar voetnoot(†) Weinig tijds daarna kwam scheffer met eenige kisten van die bijbels naar Parijs, toenmaals de stad alwaar hij kon hopen er vele exemplaren tegen goede prijzen van te zullen plaatsen; vestigde zich in het Quartier latin, in dat huis op den hoek van de straten des Mathurins en Coupe-Gueule, tegenover het hôtel van Cluny, nabij de straat des Trois-Maillets, | |
[pagina 116]
| |
die drok bezocht werd door afschrijvers en boekverkoopers. Onder de laatsten bevond zich ook jacques rembold, de opvolger van jehan de courtillier, een der vier beëedigde boekverkoopers van de Universiteit. Tot dien eerlijken handelaar wendde zich scheffer. - Zou het waarheid zijn - vroeg hij, na over onverschillige zaken te hebben gesproken - dat inderdaad Zijne Majesteit, Koning lodewijk XI niet rijk genoeg is om alle de boeken te koopen die hem aanstaan? - Dat is de waarheid - antwoordde rembold - want, nog zeer onlangs, toen Zijne Majesteit zich het werk van den beroemden geneesheer rhases wilde doen voorlezen, kon hij 't van de Faculteit niet anders te leen krijgen, dan tegen een zoo aanzienlijk pand, dat de Koning, bij zijn voorhanden geld, nog een gedeelte van zijn zilverwerk moest voegen om den waarborg vol te maken. - Als dat zoo is - hernam scheffer - dan zal hier wel gelegenheid zijn, om voor dit exemplaar een billijken prijs te bekomen. Dus sprekende ontblootte hij een exemplaar van den gedrukten bijbel en bood het ter bezigtiging aan. De boekverkooper onderzocht het, en oordeelde, dat het een afschrift was zeer onberispelijk van uitvoering. - Als gij 't aan mij verkoopen wilt - voegde hij er bij - dan geef ik er u vijftienhonderd kroonen voor. De koop werd dadelijk tot groote voldoening van rembold gesloten, en het geld betaald. - Zoo gij afschrijver zijt, Mijnheer, en dit uw werk is - hernam de boekverkooper - dan wensch ik van u te vernemen, of gij voor denzelfden prijs nog zulk een bijbel wilt leveren. - Zelfs tien, en méér, indien het werk u zoo goed bevalt. - Maar dat zou eene onderneming van eene eeuw zijn. - Bepaal slechts den tijd, Mijnheer! - Dat is te veel gezegd, meester! - Toch niet: ik spreek in goeden ernst. - Hoe zoudt gij tien zulke exemplaren kunnen leveren in één jaar, bij voorbeeld? - Ik zal beter doen en ze u morgen leveren, op het uur dat gij bepalen zult. | |
[pagina 117]
| |
De boekverkooper begon te gelooven, dat de aanbieder niet wel bij 't hoofd was. - Waarom zegt gij niet liever terstond! - vroeg hij met minachting. - Sta mij dan toe dat ik ze ga halen! - antwoordde scheffer, die tevens eene schrede deed naar de deur. Rembold hield hem tegen. - Zijt gij dan de Satan in eigen persoon, of een zijner trawanten? - Ik ben niets anders dan een vlug werkman en een goed Christen. - Dus kunt gij waarlijk mij terstond tien bijbels bezorgen, gelijk aan dezen? - Terstond. - Dan - hernam rembold, zich voor het hoofd slaande - moet gij een der drie mannen zijn van welke men zegt, dat zij eene kunst hebben uitgevonden om de exemplaren van een boek tot in het oneindige te vermenigvuldigen! Scheffer hield zich verwonderd en deed alsof bij 't gezegde niet begreep. - Zoek 't maar niet te ontkennen - hernam rembold - uw vreemde uitspraak heeft u verraden. Maar dewijl gij gevonden hebt, wat ik te vergeefs heb gezocht, stel ik u voor om in opregtheid met mij te handelen, en gij zult u daar wèl bij bevinden. Niemand buiten mij heeft hier nog van die ontdekking gehoord, en ik-zelf weet er ook niet van dan door mijn geleerden vriend grégoire typherne, die in Duitschland reist. Neem mij in uwe vennootschap op met 50,000 livres, die ik dadelijk wil storten, en wij zullen spoedig alle vier fortuin en roem verwerven. Wijst gij daarentegen mijn aanbod af, dan zeg ik wat ik weet, en niemand zal uwe boeken, door tooverij gemaakt, meer aanzien. Scheffer zocht tijd te winnen. Hij erkende, in Duitschland twee deelgenooten te hebben; maar zeide alleen belast te zijn met den verkoop der boeken, en geen deel te hebben aan hunne bewerking. Derhalve zou hij aan zijne vennooten schrijven en hun het voorstel mededeelen. - Welnu - hernam rembold - schrijf dan, maar zonder uitstel; want de kansen van den handel kunnen verkeeren. | |
[pagina 118]
| |
Na dit gesprek begon rembold tegen hooge prijzen de bijbels te plaatsen, aan het Hof, bij het Parlement, bij de Universiteit, de Regtbank, de voorname burgers, en zelfs bij de monniken, wier trage maar winstgevende nijverheid door de boekdrukkunst werd omvergeworpen. Binnen zes weken tijds was het grootste gedeelte der bijbels verkocht, en scheffer in het bezit van méér dan 60,000 livres. De winkels der boekverkoopers van de Universiteit waren, voor een gedeelte van de Parijsche jongelingschap, vereenigingsplaatsen tot verpoozing en uitspanning, waar men zich bezig hield met geleerde gesprekken en vernuftige scherts, die de studiën veraangenaamden en voltooiden. Scheffer bragt de avonden in den winkel van rembold door, en ontmoette daar steeds een jong advocaat, met wien hij spoedig bevriend werd. Offroy de silogue was bij rembold zeer gezien, om de aangenaamheid en bondigheid zijner redenen, en de uitgebreidheid van zijne kennis; maar 't geen hem niet minder gewigt bijzette was dit, dat hij een neef was van den geestelijken regter, Monseigneur de Bisschop van Parijs. De geestelijke regter werd in die dagen zeer ontzien, en ieder, op welken trap van geleerdheid, vermogen of rang hij stond, was verheugd, als hij 't geluk had in zijne gunst te deelen, of eene voorspraak bij hem te hebben. Offroy de silogue woonde in de straat de l'Orberie (nu de la Barillerie); maar hoe ver hij woonde van den winkel van rembold, niets weêrhield hem dien elken avond te komen bezoeken, want de jeugdige brigitta, de dochter van rembold, had zulk een zachten glimlach, zulke parelwitte tanden, en zulk een teederen gevoelvollen blik! De boekverkooper, altijd verdiept in de zorg van zijn beroep, sloeg weinig acht op zijne dochter, wier vernuft, bevalligheid en schoonheid hij naauwelijks opmerkte. Hij had echter geene andere kinderen, en was weduwenaar. Doch het vaderschap is voor een echt koopman een cijfer, dat hij afschrijft op winst en verlies; en als hij koopman in geleerde werken en bovendien zelf een geleerde is, daalt dat cijfer tot nul. Rembold sloeg dus weinig acht op brigitta; maar het ingetogen karakter, 't gezonde verstand, de aangeboren wijsheid van het jeugdige meisje waren borgen genoeg voor de zuiverheid en ingetogenheid van haar gedrag. | |
[pagina 119]
| |
Brigitta had offroy de silogue wel degelijk onderscheiden; maar de komst van scheffer, toen in zijn dertigste jaar, die aan de Germaansche bleekheid eene zachte spraak, kwijnende oogen, en het gevoelvolle van Duitschlands bevoorregte zonen paarde, matigde eenigzins de genegenheid van het jonge meisje voor den advokaat. De Fransche vrouwen in het algemeen beminnen bovenal het onverwachtte, en eene onbegrensde deelneming in alles wat lijdend of nieuw is, brengt er haar als van zelve toe om den vreemdeling te onderscheiden, onverschillig of hij reiziger of balling zij. Voeg bij deze vooringenomenheid van brigitta de zuchten die scheffer slaakte, wanneer hij aan zijne dierbare bertha, aan zijne geliefde stad Mentz, aan zijne beminde drukpersen dacht, en gij begrijpt van zelf, dat hij, zonder 't te willen of te bespeuren, het meêdoogende meisje meer en meer hare gevoelens en wenschen op hem deed overdragen. Intusschen wachtte rembold met het grootste ongeduld op het antwoord der deelgenooten; doch weken gingen voorbij, maar het antwoord kwam niet. De reden er van was zeer eenvoudig: daar scheffer, bevreesd dat zijne deelgenooten hem gebrek aan voorzigtigheid zouden verwijten, hun niets van het voorstel des boekverkoopers had gemeld, en voornemens was stil te vertrekken, zoodra hij 't laatste exemplaar van zijnen voorraad bijbels zou hebben verkocht. Rembold bleef echter niet lang een speelbal van zijne handelwijze; hij vermoedde haar, en begreep dat scheffer even goed het geheim kende als zijne deelgenooten, en den spot met hem dreef. - Die schelm! - riep hij uit, toen hij eens zijn vermoeden aan zijne dochter mededeelde - Ik weet niet wat mij weêrhoudt om hem bij Monseigneur den hoofdregter aan te klagen, als beoefenaar van tooverij en zwarte kunst. - Lieve vader! - antwoordde brigitta - hoe zou 't God vertoornen, wanneer gij eene aanklagte deed, waarvan gij overtuigd zijt dat zij valsch is! - Is het dan eene misdaad, hem te straffen die mij bedriegt? Het is zeker, dat scheffer het geheim kent, even goed als zijne deelgenooten. Alleen door er aan te denken raakt mijn hoofd in vuur! - Doch wat aarzel ik nog langer, het is duidelijk, dat de trouwelooze mij bedriegt, en ik moet er een | |
[pagina 120]
| |
einde aan maken. De Duitscher heeft liever mij willen bedriegen, dan mij zijn geheim te openbaren; maar, bij hemel en hel! ik zal hem zijn zwijgen duur betaald zetten. Dit zeggende ging hij uit, en liet de zorg voor den winkel aan zijne dochter en een leerling over. Het jonge meisje was angstig, daar zij wist dat de bedreigingen van haren vader niet ijdel waren. Zij beefde voor het lot van scheffer, en nam een stout besluit. Op haar bevel sloot de leerling den winkel vroeger dan gewoonlijk, en toen de duisternis geheel gevallen was, opende zij zachtkens de straatdeur, deinsde nog eenmaal terug voor de eenzame akeligheid der donkere straten, maar vermande zich, trad naar buiten en trok de deur met behoedzaamheid digt. Zich toen op weg begevende vloog zij, als gejaagd, van de straat Sorbonne naar de straat Coupe-Gueule, waar scheffer woonde. Aan zijn huis gekomen, bleef zij verschrokken staan. Niet alsof zij zich schuldig gevoelde; want zij kwam slechts om den Duitscher het leven te redden, door hem aan te raden, om zijn geheim onverwijld aan haren vader mede te deelen, of zich te redden door de vlugt. Maar hoe zou zij binnenkomen zonder gezien te worden? Zij moest aankloppen; wie zou haar opendoen? Haar moed vervloog en zij was op het punt naar hare woning terug te keeren, toen de deur der herberg des Trois-Maillets geopend werd. Geheel ontsteld, en boven alles den blik der menschen willende ontwijken, vlood zij in den gang van het huis en klom onwillekeurig den trap op die naar de kamer van scheffer geleidde. Dáár zat de bijbelverkooper met den elleboog op eene tafel van notenboomenhout geleund, en het hoofd op de hand. Zoo sprak hij, bij 't licht van eene walmende lamp, schier fluisterend met een jong mensch, wiens hoofd bijkans geheel verborgen was onder een hoed met hermelijn, en met grijs bont gevoerd. - Ja, mijn waarde scheffer! - sprak hij bijkans fluisterend - het is niet anders, ik kom van mijn oom, en heb het geluk gehad op diens schrijftafel dit stuk te vinden, dat u bij de geestelijke overheid aanklaagt als een vijand der Kerk, en als een toovenaar en dienaar van den satan. Het kan niet missen of meer zulke aanklagten zullen volgen; allen, die bijbels van u hebben, zullen in rep en roer geraken; en ik zal | |
[pagina 121]
| |
niet altijd dien vloed van aanklagten kunnen tegenhouden. Geloof mij, verlaat zoo spoedig mogelijk dit huis, waar gij niet langer veilig zijt; verschuil u een paar dagen bij mij; wij kunnen dan zien, wat er verder gebeurt, en, indien 't noodig is, zorgen, dat gij, onder de eene of andere vermomming, Parijs verlaat en terugkeert naar uw vaderland. - Uw raad is goed, en uwe hulp mij dierbaar! - zet scheffer - Maar hoe zal 't dan met mijne bijbels gaan? - Spreek niet van uwe bijbels! - antwoordde Offroy de silogue, want deze was het - Red u-zelven onverwijld, of vrees alles. De geregtigheid zal beginnen met u in de gevangenis te werpen, om het even of gij in verbond met den duivel staat of niet. Op dat oogenblik werd er zacht aan de deur geklopt. - Zou men daar reeds zijn? - vroeg scheffer. - Als gij dat vreest doe dan maar niet open. - Zeker, mijn vriend! zal ik opendoen; maar ik wil niet dat uwe vriendschap u aan verdenking bloot stelle: mijn ondergang moet niet de uwe zijn; verberg u in dat kamertje. De Duitscher opende daarop eene kleine achterkamer, en dwong den advokaat daar in te gaan. Men klopte ten tweeden male iets harder; scheffer opende de deur, en brigitta, bleek, bevend, zich naauwelijks staande kunnende houden, stond voor zijne oogen. - Brigitta! Gij hier! Alleen! Op dit uur! - riep hij vol verbazing uit. - Ja, Mijnheer! - sprak brigitta - Maar wat ik u bidden mag, beoordeel mij niet verkeerd! God is mijn getuige dat ik geen andere beweegreden heb, dan 't verlangen om ongelukken te verhoeden. - Ik ben gekomen om u eene gunst te verzoeken. - Eene gunst? Beveel, en ik zal u gehoorzamen! - Ik geloof dat niet; ik vrees, helaas! dat gij welhaast anders zult spreken. - Op mijne eer! - riep scheffer uit - gij kunt mij niets mogelijks bevelen, dat ik mij niet verbind te vervullen! - Welnu, ik ben hier om u te smeeken uw geheim niet langer voor mijnen vader te verbergen. - Hoe! - riep scheffer uit - mijn geheim! Waarde | |
[pagina 122]
| |
brigitta, ik heb mij slechts verbonden tot het mogelijke; en ik kan niet mededeelen wat ik zelf niet weet. - Ongelukkige! vertrek dan zoo ras mogelijk uit deze stad; want gij misleidt mijn vader; maar gij weet niet dat uwe vrijheid en leven daarbij op het spel staan. Rembold intusschen te huis gekomen, was niet weinig verwonderd zijne dochter daar niet te vinden. Waar, bij wie, of bij wien kon zij zijn? Eensklaps herinnerde hij zich hoe verpletterd brigitta was geweest bij zijne bedreigingen tegen scheffer, en nu kwamen hem nog honderd andere bijzonderheden voor den geest. Er was geen twijfel aan, dacht hij, de Duitsche verrader had zijne dochter verleid, en het bedrogen meisje bevond zich bij haren ontëerder. Bij gemis aan andere wapenen verborg rembold in zijne woede, een groot keukenmes onder zijne kleederen, en vloog naar het huis op welks tweede verdieping scheffer zijne kamers had, klopte aan, en verzocht binnengelaten te worden, daar hij den Duitscher noodzakelijk moest spreken. Nadat hij zich genoemd en bekend gemaakt had, werd hem de deur behoedzaam geopend. Toen ijlings verhit van gramschap den trap opstuivende, werpt hij de deur van scheffers kamer open, en treedt eensklaps binnen. - Schaamtelooze! - schreeuwt hij zijne dochter toe - volgt gij op die wijze de lessen uwer ontslapen moeder en de mijne?...Maar het verwondert mij niet dat gij verstrikt zijt door de inblazingen van dien trawant van den satan! En gij, ellendige! - riep hij tegen scheffer - gevloekte meester in tooverij en hekserij; te Parijs gekomen om de zielen te bederven der onderdanen van onzen godvruchtigen Koning, door hun boeken te verkoopen met 's duivels hulpe daargesteld! ik weet niet, wat mij weêrhoudt, u dit mes in het hart te stooten, - roover van mijne fortuin, en moordenaar van de eer van mijn kind! Dus tierende, met wilde blikken, bestorven lippen, en knarsetandend, hief rembold het mes op tegen den Duitscher die onbewegelijk stond bij brigitta, welke bij het zien van haren vader dadelijk in zwijm was gevallen. Op dat oogenblik ging de deur van het aangrenzende vertrekje open en trad offroy de silogue te voorschijn, die met | |
[pagina 123]
| |
kalmte doch gestreng uitriep, terwijl hij den arm des boekverkoopers weêrhieldt: - Geen geweld, en geen woord meer dat beleedigend is voor de eer van uwe dochter! Ik ben getuige geweest van de zamenkomst, die u verontrust, en stel mij borg dat er geen blaadje zelfs van de krans harer onschuld is gekreukt. Alleen om u te dienen; om u eene misdaad en wroeging te besparen, heeft zij dezen stap gedaan, doch is daarom te meer uwen eerbied waardig. De liefde die ik sints lang haar toedraag is er zoo weinig door verminderd, dat ik u thans verzoek om hare hand, gelijk ik haar-zelve zal vragen om haar hart. De boekverkooper, ten top van verbazing, boog zich voor den neef des geestelijken regters, en antwoordde eerbiedig: - Dat is te groot eene eer voor een zoo eenvoudigen burger! Het verrast mij, de schoonvader te zullen worden van iemand van uwe verdienste en rang! - Zijt gij niet reeds mijn vriend? - hernam offroy de silogue, terwijl hij hem de hand drukte. - Wat uwe aanklagt tegen scheffer betreft - vervolgde hij - de geestelijke Overheid zal beslag op zijne boeken, leggen, en met de wijsheid en onpartijdigheid die haar kenmerken, die voortbrengselen van eene nieuwe uitvinding onderzoeken. De Kerk is eene vriendin der kunsten. Zij zal haren geest niet verzaken, en de boekdrukkunst gelijk de andere kunsten beschermen. En gij nu, mijn vriend! keer spoedig naar Mentz terug; keer terug tot bertha, uwe minnende en beminde echtgenoote, en geloof dat gij te Parijs vrienden achterlaat die met geestdrift zorg zullen dragen voor uwe belangen en voor uwen roem! Den dag na dit voorval, waarvan de overlevering in het kwartier waar het heeft plaats gehad, bewaard is gebleven, vertrok scheffer. Eene maand later werd offroy de silogue, nu advokaat des Konings geworden, met brigitta rembold voor het groot altaar in de kerk des Mathurins, in den echt verbonden. Sommige niet onpartijdige Schrijvers, waaronder dulaure, de jaarboekschrijver van Parijs, hebben gemeld, dat de eerste verkoopers van gedrukte, of, zoo als men in dien tijd zeide: ‘geprente’ bijbels in de gevangenis van het geestelijk Geregts- | |
[pagina 124]
| |
hof zijn geworpen geworden, en dat men op het punt is geweest een doodvonnis, tegen nen uitgesproken, te voltrekken; doch hunne opgaven zijn geheel van bewijzen ontbloot. Geloofwaardig en wettiglijk bewezen is dit alleen, dat het Parlement van Parijs, gedwongen - gelijk in alle tijden zelfs de magtigste ligchamen dat zijn geweest - om den publieken geest te bevredigen, een bevel tot gevangenneming van scheffer, den inbrenger der gedrukte bijbels uitgevaardigd, en de in beslag neming gelast heeft van de nog onverkochte voorhandene exemplaren. Maar het Parlement kwam weldra op zijn besluit terug. Beter ingelicht, en nu minder onderworpen aan den invloed der openbare opinie, die maar al te dikwijls dwaas en onregtvaardig is, ontsloeg het den veroordeelde - die tijd tot ontvlugten had gehad - van de straffen en boeten tegen hem uitgesproken, en hief het beslag op van de exemplaren zijns bijbels, van welke echter eenigen vernietigd of onbruikbaar waren geworden. In weerwil van dit alles hadden de deelgenooten van Mentz goede redenen om zich over den uitslag der reize van scheffer naar Parijs te verheugen. Het aantal bijbels aldaar tot hooge prijzen verkocht, verschafte hun middelen om hunne boekdrukkerij nog te verbeteren en uit te breiden. Zonder de hulp van het door alle tijden heen zoo gelasterd Parijs, ware misschien de boekdrukkunst bij hare geboorte weder gestorven, of ten minste oneindig meer achterlijk gebleven in hare ontwikkeling. De deelgenooten, zegt dulaure, (die overigens zeer onvolledig vermeldt, wat hier breedvoerig is medegedeeld) namen alle middelen te baat om hunne fondsen terug te bekomen. Zij kregen brieven van den Duitschen Keizer, en van den Aartsbisschop van Mentz, aan den Koning van Frankrijk, om dien Monarch tot vergoeding te bewegen. De deelgenooten zonden bovendien een rekwest aan lodewijk XI, die op den 21sten April 1475 opene brieven verleende, die onder anderen nagenoeg het volgende inhielden: ‘De onderdanen van den Aartsbisschop van Mentz gunstig wenschende te behandelen en te doen behandelen, en overwegende de aangewende moeite en arbeid der verzoekers voor de genoemde boekdrukkunst, en in aanmerking nemende het voordeel en nut dat er uit voort gekomen is en verder uit voortkomen | |
[pagina 125]
| |
kan in het belang der wetenschappen als anderzins; en dat de waarde der bedoelde boeken en andere goederen niet overtreft de som van twee-duizend vier-honderd vijf-en-twintig kroonen en drie stuivers, waarop de verzoekers die hebben geschat: zoo hebben wij, uit eigen wil en beweging, goedgevonden, aan de verzoekers te doen uitbetalen de gemelde som van twee-duizend vier-honderd vijf-en-twintig kroonen en drie stuivers.’ De terugbetaling geschiedde in diervoege dat de drukkers, uit de schatkist des Konings jaarlijks ontvingen acht-honderd livres, tot aan de geheele voldoening toe. Daarmede eindigde het eerste proces over de drukpers. Ten aanzien van rembold, wiens wraakgierigheid slechts ten halve bevredigd was, kunnen wij mededeelen, dat hij zijnen handel als beëedigd boekverkooper der Universiteit, in de straat Coupe-Gueule, voortzette, en op zijn uithangbord, achter den titel van opvolger van jehan de courteillier, deed schrijven: ‘verkooper van boeken naar de uitvinding der geleerde boekverkoopers van Mentz.’ - Twintig jaren later stond hij zijn winkel en meesterschap af aan den Heer barbou, den stamvader der familie die ruim drie eeuwen lang denzelfden handel dreef; laatstelijk nog in een der huizen, in het verloop van dien tijd gebouwd op het terrein van de oude straat en van het oude klooster, waarvan de hamer der sloopers nu de laatste overblijfselen heeft doen verdwijnen. |
|