| |
De onbekende.
Ik had reeds een jaar te A........gewoond zonder dat ik een brief van mijn vriend w....had ontvangen, toen ik er een van hem kreeg, waarvan 't noodig is een fragment mede te deelen, tot regt verstand van mijn verhaal. Hij schreef mij, onder anderen:
- ‘Ontevreden met alles, ontevreden dat ik niet beminnen kan, en twijfelende of ik ooit bemind zou worden, heb ik mij laten uithuwelijken door mijn oom. Ik heb, zoo als de burgermenschen zeggen, een goed huwelijk gedaan. Mijne vrouw spreidde al de uitmuntende bekwaamheden ten toon, waarin jongejufvrouwen op eene kostschool onderwezen worden. Zij heeft altijd de prijzen behaald. Zij borduurt als eene toovergodes; maakt kunstbloemen van papier als een ware Meimaand, en legt confituren in als een feniks. Mijne tante werd heesch door te herhalen dat dit een goed vrouwtje, eene goede huishoudster was. Dat kon zijn bekoorlijkheid hebben, maar ik was niet geschikt, om 't prozaïsche, burgerlijke leven op zijne regte waarde te schatten. Confituren, of niet, ik lachte er mede. - Begeerig naar eigen haard, had ik de dochter van den koning der Esquimaux getrouwd, mits zij weinig verstand had, en niet schoon ware; opdat zij geen reden gave tot jaloezij, en ook weinig sprak. Dat mijne vrouw-zelve de geheele huishouding, zelfs in keuken en kelder, zou kunnen beheeren, eene hoedanigheid door mijne tante zoo opgehemeld, kon mijn hart niet bewegen: want voor dat alles zijn immers de meiden en jufvrouwen van gezelschap. Of zou men die uitgevonden en bestemd hebben om des zomers japonnen met slepen te dragen, en des winters op warme stoven te zitten.
Één ding vooral behaagde mij in de jongejuffer met welke ik verloofd werd; 't was, dat zij in poëzij en letteren totaal vreemd was. Van vondel of van effen wist ze juist zoo veel als de ongedoopte radboud, of Graaf dirk I. Mijn eigen naam was haar niet beter bekend, - en als ik, in plaats van een naam, eenvoudig een nommer had gehad om mij van anderen te onderscheiden, 't zou haar 't zelfde zijn geweest. - Overigens heeft men de zaak met zoo veel haast in orde gebragt, en zijn wij zoo spoedig getrouwd, dat niemand, buiten de naaste bloedverwanten, zich met onze huwelijkszaken heeft kunnen bemoeijen.
Misschien begrijpt gij niet waarom ik, ook voor mijne jonge echtgenoote, verzwegen heb, dat ik de pen voer, en dat de twee lettergrepen van mijn naam daar eenige bekendheid aan hebben te danken! Maar ik weet zelf niet regt waarom ik 't gedaan heb. Dit alleen weet ik, dat ik 't allerlastigst en on- | |
| |
aangenaamst zou vinden, als eene vrouw, die altijd nabij of nevens mij is, zich met mijne studiën bemoeide, naar mijne plannen vroeg, mijne gedachten vooruitliep of raadde, en mij vervolgde met gesprekken over letterkunde of kritiek. Ik heb gezelschap genoeg aan de Muze die ik mij-zelven schep; maar die ik kan doen verdwijnen als ik 't verkies, en wil er geene tot vrouw hebben, die in Jamben spreekt van haar toilet, en in trippelvoeten van hare smarten over mijne afgetrokkenheid. - Intusschen kan ik maar niet gissen, wat mijn vrouwtje wel denkt van de vele uren, die ik in mijne werkkamer doorbreng, waar zij nog geen voet in gezet heeft. Ik zou dat gaarne eens weten!....Welke zijn hare gedachten, indien er geboren worden, achter het blanke voorhoofd, overschaduwd met eene weelde van goudkleurig haar, dat als een Niagara van lokken langs hare schouderen neêrgolft. Somwijlen zie ik haar vorschend aan, en tracht door te dringen tot de diepste diepte van hare zachte blaauwe oogen, die mij onpeilbaar schijnen als de diepte der zee. Ik lees er niets in. Haar geheele uiterlijk is kalm en lijdzaam. Ik heb haar nog nimmer eene bijzondere gedachte, een wensch, een vermoeden, eene hoop, eene versmading of dergelijke hooren uiten. In één woord, mijne tante heeft volkomen gelijk gehad: zij is eene goede huishoudster. Onze soepen zijn uitmuntend, en de thee die zij schenkt is heerlijk. Hare moeder heeft 't haar gezegd, dat ik zonderling en origineel ben. Zij houdt 't er blijkbaar voor, dat zulk een origineel een man is, die zich dikwijls opsluit; die afgetrokken is in het
gezelschap van gasten; die weinig zorg aan zijn toilet besteedt; die zijne vrouw geene komplimenten maakt; en door een wellevenden maar koelen omgang de tooneelen van aandoenlijke zaligheid logenstraft, welke de jonge dames op de kostscholen elkander voorspiegelen. Zij denkt zeker, dat ik in mijn letterkundig laboratorium, onmogelijke proeven doe, om uit koper goud, of uit de peren van oude glazen kronen juweelen te maken, en er alles doe, wat dwaas is. Maar ik wil wel, dat mijn lieve huishoudstertje zoo denke, als zij maar stil is, en mij met vrede en in rust late voortgaan. Bovendien moet ik ook zeggen, dat ik hare moeder, en mijn oom vóór 't huwelijk omtrent mijne wijze van leven en doen heb ingelicht, en dat mijne wederhelft er in heeft berust, en dus het regt ook niet heeft om zich daarover te beklagen. - Zij heeft een middelmatig verstand, niet veel oordeel, en de uitslag der pogingen die ik heb aangewend, om het vermogen van hare denkbeelden te leeren kennen is niet gelukkig geweest. Ik ben er zeker van: als zij ten laatste eens hoort, dat ik een schrijver van eenigen naam ben, zal zij er niet aan denken om naar mijne werken te vragen; veel minder nog verlangen om die te lezen; maar eenvoudig gelooven, dat ik de schrijver ben van de Handleiding om kanarievogels op te voeden, of van Aaltje de zuinige keukenmeid.
Gij vraagt misschien: of mijne vrouw eene schoonheid is? Ik weet 't waarlijk zelf niet regt, en zou 't eenen schilder moeten vragen. Haar portret dat voor mij hangt, is 't portret
| |
| |
van eene schoonheid van den eersten rang; maar in het leven!...Met een vuriger ziel, een levendiger geest; met meer hartstogtelijkheid, zou zij misschien betooverend zijn; maar zij is nu als eene keurig bewerkte albasten vaas, waarin het licht ontbreekt. Blank is mijn wijfje als het witste, waar men in poëzij eene schoone bij vergelijken kan: de lelie, de melk, het marmer, de sneeuw. De Pavetta indica, waar Doctor rumphius in zijne Hortus Malabaricus van spreekt, is niet fraaijer met doorschijnend hemelsblaauw geaderd dan haar teeder vel; maar 't geheel is koud als een winter in Siberië. - Te zeggen wat haar inwendig bezig houdt, wie zou 't vermogen: 't zullen misschien bespiegelingen zijn tot uitvinding van eene nieuwe wijze om komkommers in te leggen, of van een nieuw recept voor eene faizanten-pastij. Gij begrijpt dat ik geen lust heb mijn tijd te verbeuzelen aan 't zoeken van een wondermiddel, om de gedachten en gevoelens in zulk een onverschillig hoofd en koud hart te ontraadselen. Wat er in beiden verborgen is, zal wel niet veel anders wezen, dan 't geen op ons dagelijksch notaboekje staat aangeduid; als mijne wederhelft, na 't opgeteld en afgesloten te hebben, mij de gewone vijftig gulden komt vragen voor de kleine huishoudelijke uitgaven der week.
Hoe 't ook zij, mijne jeugdige gade is eene ware dochter van Harpocrates wat de stilte betreft. En dat is heerlijk. Ik zou mij nooit met eene geleerde vrouw hebben kunnen verdragen; nooit met eene vraag-al, bas-bleu, déclamatrice, dweepster met poëzij, en altijd zwevende in droomerijen vol rozenverwen, nardusgeur en vlindervlerken. Mijne gade is schoon genoeg om mij alom te vergezellen, zonder kwaad te doen aan mijne réputatie, dat ik eenigen smaak heb. - Te huis zien wij elkander niet, dan aan tafel. In 't kort, zij is gelukkig binnen de grenzen waarin het plantenleven voortkruipt, en dat is mij voldoende.
In weerwil echter van hare onbeduidendheid, hare rozenlippen zonder glimlach, hare blikken zonder vuur, en het onbezielde albast van hare gedaante, moet gij niet gelooven, dat ik haar niet inwendig bemin. Integendeel gevoel ik zeer wel, dat de rust van mijn leven zou zijn verwoest, als ik ooit reden mogt hebben te twijfelen aan de onverdeeldheid van bare genegenheid.
Wij wonen op het landgoed Rust-oord van mijn oom, in volstrekte afzondering van de wereld. Mijne vrouw - dit vergat ik nog te zeggen - zit van des morgens tot des avonds voor de piano, en ik, gedwongen dat aan te hooren, ben op het punt de Anna Bolèna, daar ik den vorigen winter meê dweepte, naar St. felten te wenschen. - Overigens belet 't mij niet veel te werken. Tegen den winter denk ik een paar nieuwe boekdeelen in het licht te zenden.
Als gij mij schrijft, zet dan vooral toch niet op 't adres het gewone ‘Zeer geleerde Heer’ en ‘letterkundige’ waarmede men ons opschikt. - Schrijf eenvoudig: aan den Heer maurits w....De brief zal even goed te regt komen.
Adio-vale!
| |
| |
Die brief verwonderde mij zeer. W....was een geniaal jong mensch, die aan de Hoogeschool de ‘vendrig’ was geweest bij alle studentengrappen, maar toch zijn tijd niet verloren had, en, de letterkundige loopbaan ingetreden, al dadelijk eene mate van gunstige bekendheid had verkregen, die hem eene schitterende toekomst beloofde. Ik begreep niet hoe 't mogelijk ware dat hij zich had laten uithuwelijken, en dat zijne verstandige familie hem had uitgehuwelijkt aan eene vrouw zonder vernuft, zonder verstand, en van welke niet anders gezegd kon worden, dan dat zij eene goede huishoudster was. Vooruitzigt op groote rijkdommen alleen, kon mij zulk een geval mogelijk doen schijnen; maar 't geen mij als dwaas en zelfs min of meer onzedelijk in de verbindtenis voorkwam, werd zelfs niet geheel opgelost, door die vermoede geldspeculatie; want w....was zelf bemiddeld, en had eene toekomst voor zich, die hem van zelf in staat stelde bij ruime inkomsten, eer en aanzien te verwerven. Op vijf-en-twintig-jarigen leeftijd zulk een huwelijk aan te gaan, was, dacht mij, eene onberadenheid die de aangenaamsten zijner uitzigten moest doen vervallen. - Ik wist wel, dat er oogenblikken zijn, waarin de zucht naar een huiselijk leven, de behoefte aan een eigen gezin zich onweerstaanbaar doet gevoelen, en dat de eerste dragelijke vrouw die men in zulke oogenblikken ontmoet, dikwerf voor de echtgenoote ons door den Hemel bestemd wordt aangezien; maar de stand dien w....in de wereld bekleedde, zijne fortuin en zijne werkzaamheid beveiligden hem tegen zulk eene krisis, die meestal veroorzaakt wordt door gebrek aan werk, door gemis van verstrooijing, door ledigheid en verveling, zoo niet door stoffelijke moeijelijkheden van bestaan.
Na eenige dagen beantwoordde ik den zonderlingen brief. Zonder over zijn huwelijk, of 't huwelijk in het algemeen uit te weiden, gaf ik hem mijne hoop en verwachting te kennen, dat de soort van afzondering in welke hij zich begeven had, ons eenige vruchten méér zou opleveren van wetenschap en vernuft, en eindigde met eenige algemeene, maar voor zijne jeugdige gade vereerende gezegden; daar ik, bij toeval of uit instinkt, aangaande Mw. w....betere gedachten koesterde, dan de brief op zich-zelve geschikt was op te wekken.
Ik weet niet of ik de eenige ben die zulk een indruk gevoel; maar een brief heeft voor mij, gelijk iedere menschelijke gedaante, een eigen gelaat, dat mij voorkomt de gelijkende afbeelding te zijn van den man, die hem geschreven heeft. Toen ik dien van w....gelezen had, was 't mij alsof ik hem voor mij zag staan met een vervallen, verbleekt, door ik weet niet welke kwaal of ziekte misvormd gezigt, in plaats van het frisch en levenslustig voorkomen dat hem doorgaans bij de eerste ontmoeting alle harten deed winnen, en ik wel eens in stilte hem benijd had. Eerst dacht ik, dat w....den draak met mij stak, en evenmin gehuwd was als de Paus, en mij dien langen brief had gezonden eenvoudig om een lang antwoord uit te lokken, en, zoo doende, mij in mijn goed geloof te doen medewerken aan een Roman tegen het huwelijk. - | |
| |
Maar ik moest wel in goeden ernst aan de zaak gelooven, toen zij ook van andere kanten bevestigd werd. Doch ook de correspondentie-zelve werd voortgezet. Ik kreeg brief op brief, en eindelijk onverwacht het berigt, dat hij voornemens was met zijne gade en hare moeder eenige dagen bij mij te komen doorbrengen. De eene verbazing verdrong bij mij de andere.
Ik ontving het drietal met al de hartelijkheid van een beproefden vriend. Zijn voorkomen was geheel anders dan ik 't naar den staat zijner gedachten, uitgedrukt in zijne zonderlinge brieven, verwachtte. Hij was nog altijd dezelfde, gezond, blozend, opgeruimd en vol geest. Zijne gade was een schoon bleekachtig, zacht en kalm wezen, geheel zoo als ik mij haar had voorgesteld, ten deele ook naar de brieven van w....De jonge vrouw was vermoeid van den togt en bleef te huis. Ik geleidde mijn vriend naar den schouwburg, en was verheugd hem alleen te spreken, in de hoop van te zullen hooren, dat de overeenstemming der beide echtelingen zoo volmaakt mogt zijn geworden, als ik 't hun toewenschte.
W....sprak mij minder over zijne vrouw, dan ik gehoopt had, maar deelde mij mede dat hij, sinds een paar maanden, met eene Dame te A........eene drokke briefwisseling voerde. Die briefwisseling scheen zijne verbeelding ten uiterste te hebben opgewonden. Hetgeen hij mij mededeelde kwam op het volgende neder.
Hij had een brief ontvangen, geschreven door eene vrouw, in een hoogst beschaafden, zoo sierlijken als kieschen stijl, zonder naamteekening, maar met aanduiding van een adres voor het antwoord; waarom de schrijfster hem, als eene bijzondere gunst verzocht. Daar werd hem opheldering in gevraagd aangaande een nog al diepzinnig en gevoelig punt in een zijner laatste romans, dat de Schrijfster een weinig duister of niet genoeg uitgewerkt had gevonden. Zij beschuldigde hem ook van onbillijkheid jegens de vrouw, en beklaagde zich over het ongunstig oordeel, dat hij in het algemeen scheen te vellen over eene sekse, die zwak en zouder verdediging is. Evenwel eindigde zij, onder geestige teregtwijzingen, met eene groote mate van sympathie te openbaren voor zijn talent als Dichter, en voor zijne diepzinnigheid als denker.
W....had dadelijk geantwoord, als Schrijver, en als man naar de wereld: - dat wil zeggen, met geest, en met hoffelijkheid; maar op zijne beurt had ook hij eenige vragen gedaan; daar hij gaarne wilde weten, of de onbekende schoon ware. - Zij had hem daarop gemeld, nog jong te zijn, en te zedig om de echo te wezen van de dagelijksche komplimenten, die strekken moeten om te bewijzen dat men schoon is. Na het wisselen echter van nog eenige brieven volgde er eene meer duidelijke bekentenis, door den romanesken w....met geestdrift afgevraagd. Aan het slot van een schrijven sprak de onbekende met vrijmoedigheid van de overeenstemming hunner smaken, gedaehten, en karakters; maar zij voegde er nevens gehuwd te zijn, en vroeg hem of hij óók gehuwd ware. Dit beantwoordde hij, natuurlijk, met: ja. Daarop werden er van
| |
| |
beide zijden steeds nieuwe vragen en antwoorden gewisseld, over den echtgenoot der eene, en de gade des anderen. - W....kwam zoo ver, dat hij in een zeer hartstogtelijken brief bekende geene liefde voor zijne vrouw te koesteren, omdat zij niet in staat was hem te begrijpen, en eindigde met den uitroep: Ach! waart gij het geweest, aan wie ik mijn lot en mijn leven verbond. Maar hij vroeg te vergeefs naar de gevoelens der onbekende omtrent haren gemaal: ál zijn onderzoek deswege werd met stilzwijgen voorbijgegaan. Levendig geprikkeld door het vreemde van zulk eene schriftelijke betrekking verloor zich w....met zijne vurige verbeelding in een doolhof van gissingen; want naar de brieven te oordeelen was de Schrijfster eene autrice van den eersten rang, en toch kende hij geen enkel werk uit vrouwelijke pen verdienstelijk genoeg om aan haar te worden toegeschreven. Hij beminde deze onbekende vrouw niet; maar hij bewonderde haar, en had de hoogste achting voor het oorspronkelijke van hare denkbeelden.
Het aardigste was, dat mijn opgetogen vriend naar A........was gekomen, om de oplossing van het raadsel te verhaasten. Hij meende zeker te zijn van het voorwerp van zijne bewondering te zullen uitvinden, door de salons, de wandelplaatsen, de schouwburgen, en de Concerten te bezoeken, en overal elders te gaan, waar gezelschappen van deftigen stand bijeenkomen. Ik getrooste mij hem alom te vergezellen; maar alle nasporingen bleven ijdel. W....verzekerde mij, dat zij blaauwe oogen, blond haar, eene blozende kleur, en kleine handen en voeten moest hebben, en dat hare geliefkoosde kleuren rood en zwart moesten zijn. Wij zagen dagelijks een aantal dames, die in alle opzigten aan dit bekoorlijk signalement voldeden; doch de nieuwsgierigheid van mijn onvermoeiden vriend bleef niet te min dag aan dag onvoldaan.
- Maar uwe vrouw! - zeide ik meermalen - zult gij haar altijd te huis laten? Doet zij u nooit eenig verwijt over hare verlatenheid?
- Nooit. - sprak hij - Mijne vrouw vermaakt zich uitmuntend. Uw huis is aangenaam gelegen, en zij speelt piano, of breidt koralen beurzen, of schrijft naar Rust-oord, hoe de stad haar bevalt, en wat er zoo dagelijks voorbij de vensters gaat.
- En hebt gij nog nooit gelezen wat en hoe uwe vrouw schrijft? Misschien zou ook háár stijl u wel kunnen behagen.
- Dat is nog niet te pas gekomen. Wij zijn nog niet van elkander af geweest, en hebben dus nooit briefwisseling gehouden. Maar ik verlang ook niet te onderzoeken, of mijne wederhelft de woordvoeging verstaat, en ben volstrekt niet nieuwsgierig naar de indrukken van uwe huishouding op haren huishondelijken geest.
Hoe vele wandelingen w....ook maakte; onder hoe vele rose en zwarte hoeden hij eenen blik wierp; hoe vele gelaatstrekken hij met behulp van zijn lorgnet en tooneelkijker zocht te ontleeden, hij ontdekte niets. Maar in plaats van hem te ontmoedigen, vunrde de teleurstelling hem meer en meer aan, en ik vroeg mij-zelven af, wat zijne gade wel van hem moest den- | |
| |
ken; terwijl ik, niet zonder eenige verontwaardiging, over de verlatenheid nadacht, in welke zij zich dagelijks bevond. Immers op die wijze moest het verblijf te A........haar spoedig verveeld en met berouw vervuld hebben, dat zij het aangename Rust-oord verlaten had. Of het moest inderdaad waarheid zijn, dat zij geene ziel had om iets te begeeren, of te bejammeren. Intusschen bleef zij dezelfde, en ging rustig voort met niets te zijn, en bewees zelfs haren zonderlingen man de eere niet, van ook maar zijdelings in zijne gangen en rusteloosheid eenige belangstelling te toonen. Mw. w....werd mij nog grooter raadsel, dan haar man-zelf.
W....deed de brieven aan zijn adres van het landgoed overzenden; want de briefwisseling met de onbekende duurde nog immer voort. Hij had haar eenen strik gespannen, door zijn reisje naar de stad voor haar geheim te houden, en alles aangewend om iets te vernemen aangaande haar toilet, en de plaatsen die zij bij voorkeur bezocht, en haar gezelschap, en hare gewoonten. Daar ontving hij nu een brief, waarin de anders zoo geheimzinnige schrijfster eenige kenteekenen opgaf, die zij wel wist, dat hem toch niet konden baten. Hij-zelf begreep dat; doch deze nieuwe teleurstelling voerde wel niet zijne bewondering, maar zijne ongeduldige nieuwsgierigheid ten top; terwijl Mw. w....mij nog rustiger, nog koeler, nog stiller voorkwam dan ooit, zoodat ik-zelf haar begon te houden voor eene puikroos zonder doornen, die 't oog verrukte door hare schoonheid; maar aan welke de Natuur de geuren onthouden had, die hare zusteren zoo lieflijk en overvloedig rondom zich verspreiden.
| |
II.
Eindelijk had mijn zonderlinge vriend een gelukkigen inval gehad, die in de gevolgen hem werkelijk deed vernemen, wie de geheimzinnige, geleerde en poëtische briefschrijfster was.
Hij had haar verzocht om een lokje haar; evenwel die bede slechts uitgedrukt in een couplet, opdat het gevoel 't welk haar ingaf niet iets anders mogte kunnen schijnen, dan zuivere kunstenaars-sympathie.
Ik weet niet waarom, maar w....hield hardnekkig vol, te veronderstellen dat de haren van zijne onbekende blond waren; en hij ontving inderdaad eenen brief met een zeer blonde lok. - De Dame, die waarschijnlijk in poëzij niet ten achteren wilde blijven, had er insgelijks een couplet bijgevoegd, en vroeg op hare beurt aan w....om in den volgenden brief haar wederkeerig een lokje van zijn haar te zenden.
Nu dacht w...., en niet zonder reden, dat hij eindelijk een middel bezat, om zijne onbekende uit te vinden, die hem geheel betooverd had door haar couplet.
Bij den vermaardsten juwelier der hoofdstad kocht hij een grooten ring, om daarin een gedeelte van het haar der onbekende te dragen, maar ook eene prachtige speld, groot als een ei. en omzet met turkoisen en diamanten. Het midden des
| |
| |
kleinoods was een langwerpig medailjon met eene prachtige veer van haar, aan zijne slapen, de zetels van zijne oneindige volharding ontroofd. Bij die kostbare speld voegde hij een brief voor de Dame, haar smeekende om iets te verzinnen, ten einde die dagelijks ter zijner gedachtenis te kunnen dragen. - Noem eene nicht, eene vriendin van de kostschool, die u dit souvenir toezend; maar, in 's Hemels naam! draag haar op uwe borst, zoo als gij mij beloofd hebt in uwe goddelijke verzen.
- Nu moeten wij eenige dagen wachten, - sprak w.... - Wij moeten geduld hebben tot mijn geschenk de reis naar de hoofdstad kan hebben gedaan. Daarna hebben wij in de salons, in de schouwburgen, op de concerten, op de wandelingen slechts naar de borst van elke blonde, schoone te zien: - mijn diamanten speld zal het onfeilbare teeken zijn, om de uitmuntende Schrijfster, begaafde Dichteres, en beminnelijke vrouw te herkennen!....
- Maar zijt gij zeker, dat de Dame uw kleinood dragen zal? - vroeg ik eenigzins twijfelachtig.
- Of zij het dragen zal! - riep hij uit. - Wat zou haar dit beletten? - Ik heb het kostbaarste gekozen, om zeker te zijn, dat het niet verborgen zou blijven in eene lade met ringen en paarlen. Gij kent de vrouwen nog niet. Ook mijne onbekende zal ijdelheid genoeg bezitten om er mede te pronken. De speld is fraai genoeg, zelfs voor eene prinses. En zoude het haar dan zoo moeijelijk zijn, eene bloedverwante of vriendin te noemen als de zendster van dit geschenk? Neen, gij kent de vrouwen nog niet; gij zijt nog een scholier in de liefde!....
- Wij zullen zien! Alles wel berekend, moeten wij vijf dagen wachten, eer wij kunnen hoopen, de speld hier op eene vrouwelijke borst te zien schitteren. - Hoe zou ik lagchen, als uwe onbekende eens de leelijkheid in persoon ware; dat ik meer en meer vermoed!
W....hoorde niet meer; hij zeide, dat zijn leven stil stond, gedurende die vijf vervelende dagen. Intusschen dwaalde hij onafgebroken door de stad.
De avond van den zesden dag was die van het wekelijksch concert in de aanzienlijkste buiten-societeit. Ik geleidde w....met zijne gade en hare moeder er henen. Deze laatste gebruikte de voorzorg, eene cachemiren sjaal voor zich en eene tweede voor Mw. w....mede te nemen. De schoone, maar frissche herfstavonden maakten die voorzorg noodig. Daar het weer ongemeen fraai was, verkozen de Dames te voet te gaan.
W....ging eenige passen voor ons uit, gedachteloos met zijn rotting spelende, en de planten en struiken op zijn weg er mede afslaande. Ik bood der oude Dame mijnen arm; aan hare zijde ging de jeugdige vrouw: de goede huishoudster.
De weg was vol wandelaars en rijtuigen. Nu en dan gingen ons familiën voorbij, die zich, met meer spoed dan wij, naar het concert begaven. W....keerde telkens op zijne schreden terug, en wierp een onderzoekenden blik op elke
| |
| |
voorbijgaande of rijdende familie; maar wij kwamen in de societeit aan, zonder dat hij 't gezochte had kunnen ontdekken. Daar was het concert, en vervolgens ook de avond verrukkelijk. De lucht was frisch, en de bloemrijke tuin vol liefelijke geuren. De ondergaande zon scheen prachtig op het reeds geel wordend loof. De toiletten der Dames wedijverden in frischheid en smaak met de ontloken dahlias; - wij bevonden ons in eene atmospheer van gevoel en harmonie.
Maar eindelijk werd het tijd om weder te scheiden. Het orkest voerde eene finale uit, als de zwanenzang van dezen heerlijken avond. - Daarna rees alles op, de lakeijen riepen de rijtuigen op, het gezelschap werd kleiner en kleiner, en eindelijk stond ik met mijne Dames bijkans alleen.
W...., dien wij den ganschen avond niet hadden gezien, naderde ons op dat oogenblik. Zijn gelaat droeg alle teekenen van teleurstelling en ongeduld. Hij voegde mij eenige onverstaanbare woorden toe, en sprak toen met gemaakte opgeruimdheid tot zijne moeder en gade, die beiden afgetrokken schenen te zijn. Mw. w....had reeds gedurende het geheele concert sprakeloos gezeten; hoe veel moeite ik ook had aangewend om van tijd tot tijd een gesprek aan te knoopen.
- Arme w....! - had ik eindelijk gedacht, - hij is inderdaad met deze goede huishoudster diep te beklagen.
Nu kwam de knecht naar ons toe, en hing eene der sjaals over de schouders van Mw. w...., die haar zorgvuldig over elkander sloeg en er eene buitengewoon groote speld aan stak.
W....was nog altijd bezig met elke Dame, tot de laatste toe, met de blikken op te nemen, en had dus geene oogen voor hetgeen naast hem gebeurde.
Nu legde de moeder van Mw. w....vertrouwelijk haren arm op den zijnen, en vroeg hem, minzaam lagchende:
- Kent gij nu nog de Dame niet, die gij sedert zoo vele dagen gezocht hebt, mijn zoon? -
- Wordt het niet tijd, dat ik vergoeding erlange voor uwe koelheid, mijn dierbare august? - voegde Mw. w....er, tot mijne verbazing, glimlagehend bij.
- En welke boete zult gij nu doen, voor de miskenning van eene talentvolle gade, die door haren Heer gemaal nog niet is opgemerkt in de tien volle maanden van haren echt? - vervolgde de moeder lagchende.
Bij deze vragen vestigde de jonge vrouw hare schoone oogen op die van haren verwonderden, sprakeloozen echtgenoot; haar geheele gelaat was bezield, en hare beminlijke trekken waren vol uitdrukking: - het licht in de albasten vaas was ontstoken!
- W....beschouwde haar met aandoening en verwondering, en - toen hij haar beschouwde - hemel! - daar zag hij op háre borst die gezochte speld met turkoizen en diamanten: - de onbekende uitmuntende Schrijfster, en begaafde Dichteres, was niemand anders dan de goede huishoudster, zijne eigen beminlijke en beminde gade.
Van dat oogenblik af was het geluk der echtelingen, tot mijne vreugde, volmaakt. |
|