over nagedacht, en nog weet ik het niet; vraag het de zon en de maan aan den hemel. En zon en maan zeiden: wij schijnen wel, doch wij weten niet, van waar ons licht komt; vraag het aan de sterren des hemels, want zij zijn de wachters des heiligdoms. En ik ging des nachts naar buiten, en vroeg het aan het hemelsche heerleger; en die oneindig vele en ver verwijderde sterren antwoordden: Heer der Heerscharen is zijn naam, maar wij hebben Hem nooit aanschouwd. - Ik werd bedroefd en weende, omdat ik een zondaar was, en in het Heilige der Heiligen des hemels niet kon inzien waar God mijn Vader woont. Nu naderde mij iemand, gelijk een zalige, nam mij bij de hand, en sprak vriendelijk tot mij: ween niet, mijn broeder, gij kunt de diepten Gods niet doorgronden; zie mij aan, dan ziet gij zijn beeld; heb mij lief, en gij zult tot Hem komen; wie Mij ziet, ziet den Vader; toen verhief Hij zich boven de aarde, de hemel opende zich, en Hij voer denzelven binnen. Mozes en elias stonden aan zijne regter- en linkerhand. Engelen kwamen Hem met palmtakken te gemoet, en een schitterende troon verhief zich in de verte. Serafs stonden voor denzelven, bedekten hun aangezigt voor Hem, die er op zat, en zongen: heilig, heilig, heilig is God de Heer der Legerscharen; de gansche aarde is vol van zijne eer en heerlijkheid! en ik knielde neder en bad: Heer! Uw is het Koningrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid!
o Gij die mij uwen broeder noemdet en ten hemel voert, had ik met u kunnen opvaren! Gij spraakt woorden des eeuwigen levens! Dan ware ik ingegaan in de vreugde van U, mijnen Heer; er bestond dan voor mij, vermoeiden pelgrim, geen lijden meer, en ik had duidelijk aanschouwd, wat ik hier in zwakheid geloof!
Maar het is Uw wil niet, mijn Heer en God! Gij wilt, dat ik hier beneden in donkere dalen nog zal omdolen. Ja, ik ben nog een zondaar, en mag nog niet tot U, den vlekkeloos Heilige gaan. Ik kan nog niet aanzitten met abraham, david, johannes, maria, nathanaël, maria magdalena en anderen. Maar ik wil er naar trachten, om in die vreugde des Heeren in te gaan. Op mijn donker levenspad wil ik altijd naar den hemel zien, waarheen christus is voorgegaan, en daar ik Hem lief heb, wil ik Zijn beeld, als van mijn