prijzing verdienen, om de rijkheid van inhoud, helderheid van bewerking, zuiverheid van taal en warmte van gevoel.
De eerste Leerrede, onder het opschrift: ‘de dwaasheid der Godverzaking’, handelt over Ps. xiv: 1b: de dwaas zegt in zijn hart: daar is geen God. In de eerste plaats wordt het denkbeeld der Godverzaking ontwikkeld. Ten tweede wordt de dwaasheid der Godverzaking met hare heillooze gevolgen in het licht gesteld. Eindelijk worden de verschillende wegen aangetoond, welke den mensch tot Godverzaking kunnen brengen. - De tweede Leerrede heeft tot tekst: joh. xviii: 38b: wat is waarheid? De Schrijver staat eerst stil bij die vraag; toont dan aan, dat zij op zedelijk en godsdienstig gebied eene uiterst gewigtige en gepaste vraag mag heeten; onderzoekt vervolgens, van wien en waar men op deze vraag een bevredigend antwoord kan verwachten; en gaat eindelijk na, onder welke voorwaarden wij de waarheid kunnen zoeken, met de hoop van haar te zullen vinden. - In de derde Leerrede wordt gesproken over het woord: laat ons de onderlinge bijeenkomsten niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben. Hebr. x: 25a. Eerst worden de gegrondheid dier vermaning aangetoond en de redenen ontvouwd, waarom de onderlinge bijeenkomsten niet moeten worden nagelaten; vervolgens wordt onderzocht welke de oorzaken zijn, dat sommigen die vermaning niet opvolgen, en ten slotte wordt overwogen, hoe men aan die vermaning op de regte wijze zal beantwoorden.
Al deze deelen in de drie Leerredenen bestaan uit een aantal onderdeelen, die echter niet altijd aan den tekst-zelven zijn ontleend.
De mededeeling van een klein gedeelte van de eerste Leerrede (bl. 24 en volg.) zal wel voldoende zijn om onzen goeden dunk over het bundeltje te regtvaardigen. Het bewijs leverende dat de Godverzaker dwaas is, omdat hij eene overtuiging verloochent, die onmisbaar is voor den vrede der ziel in leven en in sterven, en zich-zelven, daarentegen, eene overtuiging opdringt, die heilloos en rampzalig is voor tijd en eeuwigheid, zegt de Eerw. van nouhuys onder anderen: ‘Bij de gedachte aan God leven duizenden en millioenen zielen. Die gedachte is een steun en staf op den vaak gladden en steilen levensweg; die gedachte vervult den boezem met moed en troost en hoop; die gedachte is een plechtanker op