worden, zijn belangrijk, en al wordt er geen nieuws over gezegd, wat er over gezegd wordt verdient altijd herinnering. Wij zouden echter wel gewenscht hebben, dat eene bevoegde hand het werkje hadde verbeterd waar het verbetering noodig heeft. Dan zouden enkele dogmatische voorstellingen ongetwijfeld zijn gewijzigd; men zou er dan, b.v., niet meer lezen (bladz. 41): dat jezus wegens Zijn naderend lijden ‘van de voltooijing (Zijns werks) moest afzien en haar aan de zwakke handen zijner leerlingen toevertrouwen’ - zulke onjuiste denkbeelden en uitdrukkingen zijn er meer. Van het Avondmaal wordt herhaaldelijk - van den Doop wordt geen woord gesproken.
Maar het boekje is nu eenmaal letterlijk herdrukt, en wij wenschen daarom van ganscher harte, dat het, zoo als het is, nut blijve stichten. Voor een lateren herdruk maken wij den Uitgever op de behoefte van herziening aandachtig.