Owen tudor, of de profecy van Glendower.Historische roman uit de eerste helft der vijftiende eeuw. Naar den Schrijver van: ‘aumerle’, ‘de Maagd van Orleans’ enz. Uit het Engelsch, door den Vertaler van: ‘olivier cromwell’. II Deelen. Met titels en vignetten in steendruk. Te Middelburg, bij J.C. en W. Altorffer. 1852. In gr. 8vo. 711 bl. f 6-90.
Heeft de geschiedenis van de eerste helft der vijftiende eeuw veel aantrekkelijks voor de romantiek - wanneer men den blik naar het Frankrijk van dien tijd heenwendt, vindt men zich als ware het belemmerd door den kwistigen overvloed van voorvallen en situatiën, die zich als van zelve aanbieden, om in het kleed der modelectuur te worden geschilderd. Een krankzinnig Koning, beurtelings de speelbal van elke der verschillende staats- en hofpartijen, met burgertwisten en oproeren; verraad en moord; kuiperijen binnen 's lands en daar buiten; het rijzen van den middelstand in kracht en invloed; woeling van edellieden en boeren, en wat niet al meer de grondstof geeft, waarin eene geoefende hand slechts heeft te grijpen, om er een rijk tafereel uit te vormen.
Niet ongelukkig is daarin de Schrijver van dezen roman geslaagd. Ofschoon de hoofdpersoon een Engelschman is, brengt hij nogtans zijne lezers meestal naar het felgeschokte Frankrijk, en terwijl hij het historische doorgaans goed heeft gebruikt, weet hij 't door verdichting te bezielen, en in alles den lezer te onderhouden en te boeijen. De personen, die hij ten tooneele voert, dragen allen tot de ontknooping bij, en staan steeds in het regte licht van tijd en plaats.
De vertaling is - tamelijk. ‘Eene taal begrijpen’, ‘goedgeluimdheid’ en dergelijke woorden of uitdrukkingen ontsieren op vele plaatsen het werk, en de correctie is ten aanzien van de interpunctie zóó slordig, dat het opgeven van ééne drukfout aan het einde bijna bespotting mag heeten. Ook de druk is niet zeer behagelijk.
Het werk had meer zorg verdiend, en de Vertaler, die zeker ook met het nazien der proeven is belast geweest - immers dat behoort zoo - had in dit opzigt den ‘rijkbegaafden, zoetvloeijenden dichter en meester van de taal, bij uitnemendheid’, die echter niet genoemd wordt, ten voorbeelde