De volken van den aardbodem, volgens hunne afstamming, verwantschap en eigendommelijkheden in regeringsvorm, godsdienst, zeden, gewoonten en kleederdragt, door Dr. h. berghaus, Hoogleeraar te Berlijn, enz. Uit het Hoogduitsch vertaald door M.J. van Oven,Oud-Conrector. Met gekleurde afbeeldingen. Eerste Deel, Aflev. 3 en 4. Te Gorinchem, bij J. Noorduyn en Zoon. Ingr. 8vo. 128 bladz. Met de platen f 4-40.
In deze twee Afleveringen van dit kostbaar doch zeer belangrijk werk wordt de beschouwing der volkstammen van Noordelijk Azië en die er toe behooren - den Mongoolschen menschenstam - voortgezet en tot aan de Indianen van Noord-Amerika gebragt: de Tartaren, Koreërs, Japannezen, Tungusen, Jenis, Jeïers (een onbeduidende volkstam, sedert 1608 aan Rusland onderworpen), Samojeden, Finnen (waartoe ook de Laplanders, Hongaren enz. behooren), Kurilers, Kamschadalen, Jukagizen, Korjaken, Tschuktschen en Eskimo's. Vele wetenswaardige bijzonderheden worden omtrent de zeden en gewoonten dezer volken medegedeeld; onder welke bijzonder onze aandacht trok het - misschien geheel eenige - aangaande de Kurilers, dat zij volstrekt geene muzijk-instrumenten kennen! Het breedvoerigst is de Schrijver over de Japannezen en Finnen. Met de eersten is hij hoog ingenomen, en over hunne zeden oordeelt hij zachter dan vele anderen. Wij hebben ook hier geene melding gevonden van eene beweerde bekwaamheid der Japanners in het kweeken van dwergboompjes. Door een zeeman, die op Decima en in Nagasacki was geweest, hoorden wij verzekeren, dat het geene zeldzaamheid is, in Japan kleine vruchtdragende appel- en peerboompjes, ook van soorten die in Europa voorkomen, in potten te vinden. Als het verhaal waarheid bevat - waaromtrent de verdienstelijke Hollandsche Koopvaardij-Kapitein, die dit Tijdschrift met belangrijke mededeelingen uit zijn dagboek
verrijkt, welligt opheldering zal kunnen geven - zou het voor onze boomkweekers