aan de nagedachtenis van den kundigen vriend der Verzamelaars, Mr. a.n. rietveld van der feen, die zoowel tot den vorigen, als ook nog tot dezen Tweeden Bundel, bijdroeg, tot dat de onverbiddelijke ziekte, die hem zoo vroeg ten grave bragt, terwijl hij in zijnen omgang zijnen vrienden zoo lief en leerrijk was, hem tot rusten dwong.
Wij laten het aan de Regtsgeleerde Tijdschriften over, dezen nieuwen Bundel: Vragen van Nederlandsch Regt, te beoordeelen, en kondigen haar alleen in dit Maandschrift aan, om er ook op die wijze de aandacht te meer op te vestigen. Dit kunnen wij er van zeggen, dat de stijl klaar, bondig en beknopt is, en dat deze Verzameling gelijken tred houdt met - en waardig ter zijde staat aan - de Verzameling van Regtsgeleerde Adviezen, door eenige leden van de Haagsche balie onlangs voortgezet. Wij meenen, dat het aangekondigde Werkje zich ook vóóral dáárdoor onderscheidt, dat men, ofschoon de Nederlandsche Jurisprudentie verëerende, nogtans in deze Opstellen niet slaafs hare uitspraken gevolgd heeft, daar toch niets de grondige en onafhankelijke, echt wetenschappelijke regtsstudie méér in den weg staat, dan de verwaarloozing van een zelfstandig oordeel over belangrijke regtspunten, hoewel zij dan ook reeds door den Regter, in een enkel gegeven geval, mogten beslist zijn.
Den Verzamelaars wenschen wij de voortduring hunner zoo nuttige vriendschap, en daarnevens tijd en lust toe om ons meermalen Vervolgstukken van hunnen belangrijken arbeid te schenken.
†