te danken hebben. Wij zouden van allen, of ten minste van het eerste tweetal, kunnen zeggen, wat de Heer broes aan kampheuve greving schreef: ‘de gelegenheidspreek heeft voor het publiek mindere aantrekking, maar voor den naasten kring dubbele en tiendubbele; en van zulke uitgave weet ik veel gereeder en gewigtiger reden te geven, dan van eenige andere; de Gemeente, die ze hoogacht en lief heeft, leest ze nog en nog eens, en bezit ze in haar klein boekerijtje; zij verschijnt niet om hoogen lof, maar om aan de gemeente en een aantal vrienden te voldoen’; maar toch willen wij, met een enkel woord, deze voortbrengselen van kanselwelsprekendheid bij onze lezers inleiden.
1. De eerste leerrede is eene jubelrede, bij gelegenheid van vijf-en-twintig-jarige vervulde Evangeliedienst. De dankbare Prediker gaat met zijne Gemeente na, wat de Apostel tot de ontboezeming, welke hij tot tekst gekozen heeft, noopte, en wel zoo, dat het duidelijk wordt: hoe de bediening des Evangelies heerlijk is, en daarin werkzaam te zijn een groot voorregt. Die voorstelling geeft hem gelegenheid, om met vrijmoedigheid de stemming des gemoeds, tot welke eene vijf-entwintig-jarige Evangeliedienst den dienaar opwekt, als de zijne, voor haar open te leggen, en zoo komt hij er toe, als langs een gebaanden weg, om te ontboezemen, hoedanig hij wenscht, dat onder den goddelijken zegen, zijn werk en Evangeliedienst onder zijne gemeente moge zijn. Eenvoudig en geleidelijk vloeit dit alles uit het hart des Sprekers. Het zal gewis met genoegen zijn gehoord, en door zijne gemeenteleden steeds met aangename herinnering herlezen worden.
2. Den Heer van schaick, dien wij als begaafd volksschrijver zoo gunstig hebben leeren kennen, ontmoeten wij nu als leeraar te Paramaribo, in het eerste woord, dat hij tot zijne gemeente aldaar gesproken heeft. De titel blinkt van de titelen des Eerwaarden Schrijvers, doch daarom hoorden wij te liever zijne getuigenis: ‘ik jaag naar geen lof en macht en grootheid! Broeder onder de broeders, geen andere titel kan mij ooit bekoren.’ - De tekst der leerrede is gelukkig gekozen; maar van de behandeling kunnen wij dat niet zeggen. Van schaick neemt zich voor ‘een dienaar te zijn van den gekruisten christus; want a. jezus christus, en die gekruist, is de vervulling der profeeijen.’ Voor de Christenen uit de