Jasper st. aurijn. Eene legende uit de dagen van Jacobus II.Uit het Engelsch van H.W. Herbert, Esq.,Schrijver van: ‘alice selby, olivier cromwell’ enz. Te Amsterdam, bij P.N. van Kampen. 1853. In gr. 8vo. 267 bl. f 2-75.
De Uitgever verdient allen lof voor de uitvoering van dezen roman. Papier en letter laten niets te wenschen, en het vignet is fraai.
De Schrijver is ingenomen met wilde natuurtooneelen, en die te schilderen gaat hem goed van de hand. Het personeel van zijne schepping verraadt een Duitschen oorsprong. De held van 't stuk is een wilde jongen, uit welken een gevoelloos monster groeit, dat even gedachteloos met de rust en het geluk eener vrouw speelt, als hij de zalmen in den wilden woudstroom vervolgt. Aubijn is de ijskoude moordenaar eerst van 't hart, daarna van 't leven zijner gade. Zij heet therese allarsen, en is tegenover hem geplaatst, als eene engelengestalte naast die van een satan; ofschoon de eigenaardige smaak van herbert ook in hare vorming en ontwikkeling merkbaar is. Het tafereel begint met eene halsbrekende zalmvisscherij en eindigt in bloed. Wie behagen scheppen in stoute, wilde tooneelen, hebben hier voor hunne verbeelding een ruim veld en een onderhoudend spel, en zullen het boek niet onvoldaan uit de handen leggen.