Lichtpunten en schaduwzijden, door Johannes.Te Alkmaar, bij H.J. van Vloten. 1851. In gr. 8vo. 300 bl. f 2-90.
De Schrijfster die een zoo beminnelijken naam voert, doet in de voorrede een beroep op welwillendheid. Zij gelooft niet dat aan hetgeen haar uit de pen vloeide behoefte bestaat, maar zich vleijende dat het zou worden ontvangen en beoordeeld naar de wet in haar hart: liefde tot God en den naaste, durft zij de toegevendheid inroepen, hetzij haar boek met genoegen worde gelezen, of met een medelijdenden glimlach nedergelegd.
Even zedig en bescheiden als haar ‘voorwoord’ is ook het werk. In veertien losse stukjes geeft zij menig nuttigen raad tot bestuur des levens en ter veredeling des gemoeds. Hare beschouwingen van 't leven echter zijn meer warm dan diep. De toon is Christelijk maar week genoeg, soms te vlugtig om een blijvenden indruk na te laten. Het meest behaagt ons het eerste verhaal de vacature te Z. en dan de landloopster. Het minst van allen oud Antje, dat te triviaal is. Indien zij zulke schetsen wil leveren, zie zij hildebrand de kunst af: - hoe eenvoudig en natuurlijk schilderde hij dat mannetje uit het weeshuis.
Wij raden haar waakzaamheid aan over den stijl. Maar de kleine vlekken die haar werk ontsieren, zullen door vlijtige oefening van zelve worden uitgewischt. Wij hopen, dat zij niet te vergeefs zal hebbe gearbeid, maar menig genoegelijk uur aan hare lezers schenke.