door zijne vrouw, van die verduistering van belangrijke akten, door haren vader als koster der parochie-kerk gepleegd; doch hij weet niet, dat het meermalen in zijne behoeftige woning spelende kind der zuster van den parochie-geestelijke de beroofde is. De knaap en het meisje, beide met voortreffelijke hoedanigheden toegerust, groeijen in onschuld en vertrouwelijkheid op: en de laatste ziet als maagd met diepe smart den jongeling zijn vaderland verlaten, om in Italië de Natuur en de groote meesters te bestudeeren en zich tot schilder te vormen. - Daar wordt hij door aanzienlijke familiën gevierd; doch bij den terugkeer in het vaderland ondervindt hij te Londen als schilder te worden geduld; maar hoe hij overigens door personen van afkomst op een afstand wordt gehouden. Na lang zoeken vindt hij de vriendin zijner jeugd terug, maar in diepe armoede. In den voornamen kring voor welken hij schildert is eene rijke en jeugdige erfgename, wier schoonheid en manieren hem betooveren, en die er eene eer in stelt hem onder hare aanbidders te tellen. Die erfgename is de persone op welke het aan den schilder onthouden vermogen moet vervallen, bij den dood harer tante, en die tante is de echtgenoote van den eigenaar van een landgoed, op 't welk de schilder tijdelijk gastvrijheid geniet. - De oude wever door gewetensangst gedreven, komt met zijne dochter op een dorp de papieren zoeken, die daar verborgen zijn, en dat juist in den omtrek van dat landgoed ligt, in welks nabijheid ook de oude geestelijke thans zijn leven slijt. - Intusschen doet de klimmende genegenheid van de rijke erfgename voor den kunstenaar het gerucht ontstaan, dat hij is van onechte geboorte, en nu in weerwil van zijne vurige liefde verstoot hem de behaagzieke onstandvastige dame; terwijl de arme weversdochters, die hare innige liefde voor den vriend harer jeugd verbergt, alle gevaren trotseert, om de gezochte huwelijks- en geboorte-akten magtig te
worden; weinig denkende, dat later die trouw haar op 't heerlijkst zal worden beloond.
Het is opmerkelijk dat in dit verhaal al de karakters van personen tot de hoogere standen behoorende, in een zoo ongunstig licht worden geplaatst: er is geen misdrijf dat hun niet wordt toegedicht; de landelijken adel, zoo wel als die uit de hoofdstad, beider zeden, opvoeding en denkwijze over de maatschappelijke vraagstukken van den dag worden hatelijk